Niet onwettig maar wel onwenselijk, zo typeert de commissie-Halsema de handel en wandel van de bestuurders van de scholengroep Amarantis. In een kamerbrief (14/2/2013) reageert minister Bussemaker op het commissierapport, in aansluiting op een brief die zij eerder naar de kamer stuurde (21/1/2013). Een groot deel van de recente brief (pp. 3-8) is gewijd aan de vraag hoe de uitwassen van het ‘new public management’ ingedamd kunnen worden. Sinds de jaren 1980 hebben onderwijsinstellingen steeds meer ruimte gekregen om zelf vorm te geven aan het onderwijsbeleid en om bedrijfsmatig te opereren. Daardoor kon het zicht op onderliggende publieke waarden (zoals soberheid, integriteit en dienstbaarheid aan de onderwijsbelangen van de samenleving) vertroebeld raken. De commissie bepleit versterking van een gedeeld moreel bewustzijn binnen de onderwijsinstellingen. Het gaat om versterking van de bestuurlijke moraal, vermijding van zelfverrijking en (de schijn van) belangenverstrengeling en versterking van het besef van publieke dienstbaarheid. Dat betekent dat bestuurders hun handelen telkens in moreel en maatschappelijk opzicht moeten toetsen en dat ze tegenspraak moeten organiseren binnen hun organisatie. Maar ook de overheid enerzijds en de instellingen anderzijds moeten elkaar op hun publieke dienstbaarheid aanspreken.
Lees verder … (PDF)
Eén reactie op “Ambts-eed voor onderwijsbestuurders”
schreef:
Dit blogbericht stond vorige week vrijdag (15/2) al op papier. Persoonlijk verbaasde ik me over de ongewone toon van de kamerbrief en ik trachtte deze te verklaren uit de eerdere beroepservaringen van de minister. Maar inmiddels is er een betere verklaring voorhanden: met de concept-resolutie Over wat van waarde is (16/2/2013) heeft het PvdA-bestuur een stap op weg naar herijking van de partij-ideologie gezet. Is de kamerbrief een pilot geweest voor deze nieuwe ideologische toonzetting? Maar het wordt pas echt interessant wanneer de bewindsvrouwe niet alleen het handelen van bestuurders in het maatschappelijk middenveld aan die nieuwe normen en waarden toetst, maar ook zichzelf op de naleving daarvan afrekent.
Postscriptum: Ik stel me zo voor dat de directeur-generaals van alle departementen jaarlijks uiterlijk 31 maart een lijstje moeten insturen van mogelijke bezuinigingen op het overheidsbudget. Bij elk item staat een korte beschrijving van de opbrengst, alsmede caveats op het gebied van deregulering en milieu-effecten. Maar een ethisch-handelende en maatschappelijk-verantwoordelijke minister zou van zijn/haar ambtenaren tevens een kritische maatschappij-effecttoets en een ethische kanikdatmaken-toets eisen.