De student centraal

/

Carlos van Kan promoveerde vorig najaar op een proefschrift over de professionele normen en waarden van leraren in het basis- en voortgezet onderwijs: welke criteria blijken zij te hanteren om te bepalen of hun handelen in het belang van de leerling is? Onlangs heeft hij, onder verantwoordelijkheid van het Expertisecentrum Beroeps­onderwijs (ECBO), een vervolgonderzoek onder mbo-docenten gepubliceerd. Hij komt op zes professionele ‘onderwijspedagogische visies’ op basis waarvan docenten in het mbo-3 en mbo-4 hun studentgerichte handelen kunnen evalueren en verantwoorden (in gesprek met zichzelf of met collega’s). Deze zijn tot op zekere hoogte gerelateerd aan de wettelijke taken van de mbo-sector: de kwalificatie voor een beroep, voor de deelname aan de maatschappij en voor de doorstroom naar vervolgopleidingen.
De twee rapportages raken de kern van de beroepsethiek van onderwijsgevenden. Professionals stellen de belangen van hun cliënt centraal, maar bij de concretisering daarvan staan ze voor de uitdaging zich rekenschap te geven van de verschillende gezichtspunten die kunnen worden gekozen om het cliëntbelang te definiëren en inter­preteren.
Overigens is de leerling/student volgens mij weliswaar de belangrijkste maar niet de enige cliënt van leraren of docenten. Als mede-opvoeder rekenen leraren ook de ouders tot hun cliëntsysteem en als werknemer verlenen zij diensten aan hun onderwijsinstelling. Er wordt dus van hen verwacht de belangen van deze stakeholders in het oog te houden, ook al zullen die niet altijd met de belangen van de leerling/student samenvallen. Verder stuiten zij, als lid van het onderwijsteam (en van de beroepsgroep van onderwijs­gevenden), op de belangen van collega’s. En als ‘producent’ van gediplomeerden hebben ze tevens rechtstreeks met de belangen van het afnemende veld en van de maatschappij te maken.
Bij het evalueren en verantwoorden van hun professionele handelen kunnen leraren/docenten niet om die andere partijen heen. Zij zullen dus niet alleen opvattingen over de belangen van de leerling/student in de beschouwing betrekken maar ook opvattingen over de belangen van de ouders, van hun onderwijsinstelling, van hun collega’s, van het afnemende veld en van de maatschappij. Bovendien kunnen ze visies op hun gerechtvaardigde eigenbelang meewegen. Deze academische kanttekening lijkt mij nodig om de waardevolle onderzoeksresultaten van Carlos van Kan te positioneren binnen de professionele beslissingsruimte van docenten.

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.