Door de strenge selectie vóór en tijdens de pabo-opleiding komen er steeds minder allochtone leerkrachten op de arbeidsmarkt en vooral de instroom van mbo via pabo naar het leraarsberoep droogt op (Trajectum 10/2/2016). Tegenwoordig kent de pabo de strengste selectie van alle hbo-opleidingen, terwijl er op de arbeidsmarkt juist grote tekorten worden verwacht (Centerdata 2013, 2014). Maar Aleid Truijens, onderwijscolumniste van de Volkskrant (27/2/2016), ziet geen problemen: het is volgens haar hoognodig dat de kwaliteit van de beginnende leerkrachten wordt opgevijzeld en het is dan niet erg dat er wat minder allochtonen voor de klas staan. Zij stelt als retorische vraag: ‘Is het belangrijk om iemand uit je eigen groep voor de klas te hebben? Zijn kinderen in een buurt met veel Marokkanen per se gebaat bij een Marokkaanse juf? Nee, ze zijn gebaat bij de allerbeste juf of meester.’
Truijens maakt zich hier schuldig aan een verwerpelijke argumentatietruuk. De wedervraag luidt namelijk: zijn kinderen gebaat bij overwerkte juffen en meesters, met overvolle klassen en met onvervulbare vacatures omdat de pabo’s niet genoeg nieuwe leerkrachten op de markt weten te brengen? Zou het niet verstandiger zijn de tering naar de nering te zetten en minder streng te selecteren zodat de pabo’s aan de kwantitatieve vraag op de arbeidsmarkt blijven voldoen? En moeten we niet overwegen de duur van de pabo-opleiding met een jaar te verlengen om het niveau van de beginnende leerkrachten op te krikken?
Maar Truijens’ redenering getuigt bovendien van een grenzeloze naïviteit. Durft zij met droge ogen te beweren dat de steeds zwaardere selectie vóór en tijdens de pabo-opleiding niets te maken heeft met de onuitgesproken onderwijspolitieke wens dat leerlingen in principe les krijgen van volbloed-Nederlanders en niet van allochtone vrouwen die weliswaar vloeiend Nederlands spreken maar die vrijdags naar de moskee gaan? Dus om Truijens’ retorische vraag nogmaals te stellen: is het belangrijk om iemand uit de eigen groep voor de klas te hebben? Ja, ik vermoed dat het in de Nederlandse onderwijspolitiek van het hoogste belang wordt geacht dat voornamelijk volbloed-Nederlanders voor de klas staan en dat moslima’s genoegen moeten nemen met de rol van onderwijsassistent.
Minister Bussemaker zegt te zijn geschrokken van de berichten dat de pabo’s steeds witter worden (Trajectum 16/2/2016). In mijn blogbericht heb ik daarentegen de wantrouwige hypothese geopperd dat het welbewust beleid is geweest van minister Bussemaker en haar voorgangers om door strengere selectie te bewerkstelligen dat er niet teveel moslima’s voor de klas komen te staan. Enerzijds werden en worden de bewindslieden en politici gedreven door de overtuiging dat autochtone kinderen recht hebben op autochtone leerkrachten en anderzijds door de vrees dat de beoogde integratie en assimilatie van allochtone kinderen belemmerd wordt als zij aan (al dan niet gesluierde) allochtone leerkrachten worden toevertrouwd.
POSTSCRIPTUM: Maar het motief zou natuurlijk ook kunnen zijn dat men wil voorkomen dat er, in combinatie met ‘witte vlucht’, ‘100% zwarte’ scholen ontstaan ten gevolge van een overaanbod van ‘zwarte’ leerkrachten op de arbeidsmarkt. Door de instroom van ‘zwarte’ sollicitanten af te remmen, bevordert men het voortbestaan van gemengde (‘grijze’) scholen.
De Groep Kuzu/Öztürk, die integratie-zonder-assimilatie van hun Nederlands-Turkse achterban nastreeft, heeft Kamervragen gesteld (1/3/2016).
UPDATE: De Kamervragen zijn beantwoord (21/3/2016).