Andere bijdragen van studenten in het hoger onderwijs

/

1. Excellentie, heeft u kennis genomen van het artikel Vrees voor stortvloed aan eigen bijdragen van studenten in ScienceGuide?*)
2. Deelt u de vrees dat de Regeling andere bij­dragen van studenten in het hoger onderwijs tot een aanmerkelijke verhoging van het aantal beprijsde onderwijsvoorzieningen in het hoger onderwijs zal leiden?**) Zo neen, waarom niet?
3. Onderschrijft u de stelling dat een universiteitsbestuur in strijd met de bedoelingen van de wetgever zou handelen als hij, gezien de bijzondere aard van de opleiding, voor de deelname aan het verplichte talenpracticum Engels van de opleiding Engelse Taal en Cultuur (en voor de deelname aan het verplichte snijzaalpracticum van de opleiding Geneeskunde) een eigen bijdrage van studenten zou vragen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de hoofdtekst van de concept-Regeling aan te passen om klip en klaar te maken dat onderwijsvoorzieningen alleen beprijsd mogen worden als het redelijkerwijs niet te rechtvaardigen valt de desbetref­fen­de kosten ten laste van het instellingsbestuur te brengen?
4. Onderschrijft u de stelling dat een hogere hotelschool in strijd met de bedoelingen van de wetgever zou handelen als zij niet alleen de ingekochte ingrediënten maar ook de afschrij­vingskosten van het keukengebouw en van de keukenoutillage aan de deelnemers van het voedingspracticum zou doorberekenen? Zo ja, bent u bereid de hoofdtekst van de concept-Regeling aan te passen, om klip en klaar te maken dat boekhoudkundige kostensoorten alleen mogen worden doorberekend als dat in redelijkheid te rechtvaardigen valt?
5. Onderschrijft u de stelling dat een instellingsbestuur in strijd met de bedoelingen van de wetgever zou handelen als het een onderwijsvoorziening binnen keuzevak X (resp. binnen een honours course X) zou beprijzen zonder een kosteloos alternatief (X1) aan te bieden, argu­men­terend dat studenten gewoon kunnen uitwijken naar een ander keuzevak (Y), resp. naar de corresponderende niet-honours course (Y) binnen het reguliere programma? Zo nee, kunt u uw oordeel staven met het ministeriële standpunt dat verwoord is in haar brief uit 2015?***) Zo ja, bent u bereid de hoofdtekst van de concept-Regeling aan te passen om misverstanden te voor­komen?
———–
*) https://www.scienceguide.nl/2021/06/vrees-voor-stortvloed-aan-eigen-bijdragen-van-studenten/
**) https://www.internetconsultatie.nl/eigenbijdragestudenten
***) https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brieven/2015/04/28/brief-over-eigen-bijdrage-studenten

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.

5 reacties op “Andere bijdragen van studenten in het hoger onderwijs”

  1. Ik heb dit commentaar op de concept-Regeling in de vorm van een open brief aan de Minister van OCW gegoten. Mocht een van de Kamerfracties deze tekst willen gebruiken om Kamervragen aan de Minister te stellen, dan geef ik hun bij voorbaat mijn toestemming.

  2. In het nieuwe artikel 7.50 WHW wordt een ministeriële regeling in het vooruitzicht gesteld om studenten en instellingen duidelijk­heid te verschaffen in hoeverre en voor welke kostensoorten door hoger-onderwijsinstellingen een andere bijdrage (dan be­doeld in de artikelen 7.43 tot en met 7.49b) bij aspirant-studenten of studenten in rekening kan worden gebracht.
    Waarom toont u, excellentie, in uw concept-regeling zoveel morele vooringenomenheid ten nadele van studenten? U stelt zich ten doel: studenten en instellingen duidelijkheid te verschaffen voor welke kostensoorten door hoger-onderwijsinstellingen een bijdrage mag worden verlangd van (aspirant-)studenten.

  3. Op 1 juli is de Ministeriële Regeling in de Staatscourant gepubliceerd. Deze definitieve versie komt bijna 100% overeen met de tekst van de conceptversie die ter internetconsultatie aan de burgers en belanghebbenden is voorgelegd. Het ministerie heeft de ingebrachte wijzigingsvoorstellen (waarvan bovenstaande open brief een voorbeeld is) dus naast zich neer gelegd.
    Het wordt dus aan de instellingsbesturen overgelaten zich in hun lokale “Reglement eigen bijdragen studenten” (ex artikel 7.50 lid 4 van de Variawet) wijze zelfbeperking op te leggen. Daartoe zou in het Reglement de volgende preambule kunnen worden opgenomen, waarin de bedoelingen van de wetgever worden samengevat:
    1. Men kan bij de student een eigen bijdrage in rekening brengen ten aanzien van de kosten die niet redelijkerwijs ten laste van het instellingsbestuur mogen worden gebracht en die voortvloeien uit de bijzondere aard van de opleiding, met betrekking tot deelname aan de volgende onderwijsvoorzieningen: a) practica; b) onderwijsexcursies binnen de opleiding; en c) workshops binnen de opleiding.
    Toelichting ad 1: Het gaat om onderwijsvoorzieningen waarvan het private genot voor de student veel hoger is dan door de doelen van de opleiding gerechtvaardigd kan worden, waaronder reis- en verblijfkosten van studenten en de kosten van hun maaltijden en consumpties. Verder moet de verlangde eigen bijdrage voortvloeien uit de bijzondere aard van de aangeboden opleiding: het is niet toegestaan eigen bijdragen te heffen op grond van het feit dat individuele studenten honoursvakken of extra vakken in hun studie­plan opnemen of dat ze een vak moeten doubleren.
    2. De bij de student in rekening te brengen bijdrage is ten hoogste kostendekkend met betrekking tot de boekhoudkundige kostensoorten die in redelijkheid aan de student kunnen worden doorberekend. Bij de afweging van wat redelijk is dient men tevens te toetsen in hoeverre men kan volstaan met doorberekening van de marginale kosten inzake de boekhoudkundige kostensoorten.
    Toelichting ad 1: Boekhoudkundige kostensoorten zijn bijvoorbeeld grondstoffen, arbeid, afschrijving op vaste activa, diensten van derden. Met marginale kosten (grenskosten) wordt bedoeld: de kostenverhoging die voor de aanbieder optreedt als er één extra student aan de onderwijsvoorziening deelneemt (bv. inzake de reis- en verblijfkosten van studenten en de kosten van hun maal­tijden en consumpties).
    3. Indien men een eigen bijdrage voor de deelname aan een onderwijsvoorziening vraagt, biedt men een gelijkwaardig kosteloos alternatief aan voor die onderwijsvoorziening (dus een kosteloos alternatief waarmee dezelfde leerdoelen kunnen worden behaald), tenzij deze voorziening niet vervangbaar is door een kosteloos alternatief.
    Toelichting ad 3: Aan minvermogende studenten die aan een beprijsde onderwijsvoorzieningen wensen deel te nemen, zal het instellingsbestuur (in het licht van de gewenste kansengelijkheid) desgevraagd financiële ondersteuning uit het Profileringsfonds bieden ter hoogte van de verlangde eigen bijdrage. Indien aan de deelname van een onderwijsvoorziening (zoals veldwerk of onderwijsexcursie) onlosmakelijke reiskosten, verblijfskosten of kosten van maaltijden/consumpties verbonden zijn, wordt deze als een beprijsde onder­wijs­voorziening beschouwd.

  4. De aandachtige lezer zal hebben gezien dat ik me in dit blogbericht tot twee verschillende doelgroepen heb gericht: (a) de minister die de definitieve versie van haar Regeling moest opstellen (mijn blogbericht d.d. 17 juni) en (b) de instellingsbesturen die een lokaal Reglement moeten opstellen (mijn bovenstaande tekst d.d. 22 juli). Maar binnen afzienbare tijd is er nog een derde doelgroep aan zet: (c) de leden van de lokale medezeggenschapsorganen die (gevraagd of ongevraagd) advies kunnen uitbrengen over het lokale Reglement en die kunnen toezien op een correcte uitvoering van het Reglement. Voor hen heb ik eveneens een tekst geschreven: Nieuwe regels over de eigen bijdragen van studenten (19/7/2021). Ik hoop dat ik een tijdschriftredactie bereid kan vinden deze tekst te publiceren.

  5. Nog zo’n vraag voor een open brief aan de minister:
    6. Onderschrijft u de stelling dat het instellingsbestuur krachtens het nieuwe artikel 7.50 WHW verplicht is desgevraagd aan minvermogende studenten financiële ondersteuning te bieden om aan een beprijsde onderwijsvoorziening deel te nemen, ongeacht de vraag of er een kosteloos alternatief beschikbaar is? Is er een verschil ten opzichte van het regiem dat sinds 1 augustus 2021 voor het basis- en voortgezet onderwijs geldt?