Het kabinet Rutte komt in januari met een wetsvoorstel om de studieduur in het hoger onderwijs aan te pakken. Als studenten te lang over hun studie doen, krijgen ze een forse straftoeslag op hun verschuldigde collegegeld en verliezen ze hun OpenbaarVervoerkaart. Bovendien staat de instellingen per vertraagde student een stevige strafkorting op hun budget te wachten. Naar mijn indruk dreigt de wetgever bij het inrichten van deze ‘langstudeerdersregeling’ vele aspecten te veronachtzamen. Ik zou de politici graag de volgende vragen voorleggen. Vergeef mij als ik sommige dingen misschien niet goed begrepen heb.
Lees verder … (PDF)
Wat de onverenigbaarheid van landelijke en lokale strafmaatregelen betreft is er een precedent in het hoger onderwijs. Omstreeks 1970 werd de universitaire inschrijvingsduur (het recht om onderwijs te volgen) door de wetgever gelimiteerd. Dat leidde tot de invoering van het ‘beginsel van onbelemmerde studievoortgang’: voortaan was het faculteiten niet meer toegestaan om studenten die voor een (deel-)examen gezakt waren te verplichten alle examenonderdelen (dus ook de onderdelen waarvoor ze geslaagd waren) over te doen en/of hen met een afwijzingstermijn op te zadelen. Faculteiten mochten de geldigheidsduur m.b.t. behaalde tentamens en de herkansingsmogelijkheden m.b.t. niet-behaalde tentamens dus niet zodanig beperken dat studenten erdoor belemmerd zouden worden in hun studievoortgang. Zie het proefschrift van Job Cohen (Studierechten in het wetenschappelijk onderwijs, 1981).
Bij het kabinet Rutte breekt het gezonde verstand door. Gister heeft het besloten dat de collegegeldtoeslag voor langstudeerders niet gecontinueerd wordt nadat de student het bachelordiploma heeft behaald. Hij (zij) begint de masteropleiding dus met een schone lei.