Om zorgvuldigheid en integriteit in het wetenschappelijk onderzoek te bevorderen, wil de commissie-Schuyt (KNAW) dat wetenschapsbeoefenaars een soort ambtseed afleggen (Univers 18/9/2012). Ze moeten plechtig verklaren dat ze de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening zullen naleven. Maar die ambtseed mag geen dode letter blijven. Daarom pleit de commissie tevens voor ethische vorming van aanstaande professionals en meer in het bijzonder van aanstaande en aankomende onderzoekers.
Zoals in de Preambule staat, beoogt de Gedragscode Wetenschapsbeoefening ethische voorschriften te geven voor docent-onderzoekers in het universitaire onderwijs. De voorgestelde ambtseed betreft dus zowel hun onderwijs- als hun onderzoekstaken. De commissie-Schuyt kiest dan nogal een eenzijdige benadering als zij de ethische vorming van aanstaande docent-onderzoekers wil toespitsen op hun onderzoekstaken. Hoe kan men op de beroepsethiek van universitaire medewerkers vertrouwen als hun ethische vorming op onderwijsgebied verwaarloosd wordt?
Maar die eenzijdigheid kleeft ook aan de Gedragscode zelf, waarin de ethische plichten van docenten nauwelijks zijn uitgewerkt. Laten de universiteiten dat goedmaken in de tekst van de ambtseed. Bijvoorbeeld: ik beloof de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening na te leven en mijn studenten, naar mijn beste kunnen, gelegenheid en steun te bieden om de doelen van hun universitaire opleiding te bereiken.
Bron: KNAW-rapport (21/9/2012); Onderwijsethiek (2006 pp.13-15); Onderwijsethiek.nl (31/8/2010).