Brain-doping

/

Wie er geen kwaad in ziet, noemt het ‘brain-boosting’. Maar de tegenstanders spreken van ‘brain-doping’. Men doelt op ‘cognitive enhancing drugs’ met behulp waarvan het mentale prestatievermogen tijdelijk verhoogd of verlengd wordt. In de Noord-Amerikaanse prestatiemaatschappij zijn ze al gemeengoed bij professionele beroepen en bij studenten, maar bijvoorbeeld ook bij pokerspelers, bericht Megan Ogilvie (The Star 2/2/2008). In de U.K. zijn ze eveneens in opmars en de British Medical Associa­tion maakt zich er zorgen over, meldt Katharine Hibbert (The Guardian 8/11/2007). Onlangs bracht een commissie van neurowetenschappers een rapport voor de Britse regering uit, bericht Ian Sample in The Guardian (22/5/2008). Aanbevolen wordt het gebruik van deze drugs strakker te reguleren en zelfs urinetests voor scholieren, studenten en beroepsbeoefenaars in te voeren. Daarbij worden twee argumenten gehanteerd: a) mogelijke gezondheidsschade en b) oneerlijke concurrentie bij verge­lijkende tentamens en examens. De Standaard (DS 27/5/2008 p.3) vroeg een Leuvense studentenarts om commentaar. Volgens haar zullen steeds meer studenten inderdaad uit concurrentie-overwegingen hun toevlucht tot deze pillen nemen. Maar de meeste lezers die op het DS-artikel reageren, staan afwijzend tegen een eventueel verbod op brain-doping tijdens examens. Eén lezer vindt dat het probleem bij de bron moet worden aangepakt: verlaag de piekbelastingen in het studieprogramma. En verlaag ook de boetes op onvoldoende prestatie, zou ik zeggen.

Wil je reageren op dit blogbericht? Schrijf dan een reactie op je eigen site en stuur een trackback naar https://onderwijsethiek.nl/onderwijs/brain-doping/trackback/.