De Europese Associatie voor Internationaal Onderwijs (EAIE) heeft vorige week een International Student Mobility Charter uitgebracht. Voor onze universiteiten en hogescholen vormen studenten uit het Midden- en Verre Oosten een lucratieve markt. De spelregels van het Europese Charter gaan in sommige opzichten verder dan de Nederlandse (in 2009 herziene) Gedragscode Internationale Student. Bijvoorbeeld moeten de ontvangende instellingen zorgen dat buitenlandse studenten niet gediscrimineerd worden, dat hun mensenrechten gerespecteerd worden en dat de interculturele competenties van de docenten op peil zijn. Bovendien moeten de instellingen actief faciliteren dat buitenlandse studenten geïntegreerd raken in de ‘academic and wider community’ van de ontvangende instelling. Anderzijds stelt de Nederlandse Gedragscode specifieke, strengere eisen aan de Engelse taalbeheersing van de buitenlandse studenten die hier komen studeren; ook de nodige taalbeheersing van de docenten wordt uitdrukkelijk genoemd.
Het toelatingsbeleid blijft echter een zwak punt in zowel het Europese Charter als in de Nederlandse Gedragscode. Hoe wordt voorkomen dat buitenlandse studenten geworven en toegelaten worden die qua beginniveau en capaciteiten eigenlijk geen kans maken om het diploma in een redelijke studieduur te behalen? Moet er niet een strenger accreditatiesysteem komen om hen te beschermen tegen mogelijke windhandel en tegen onvolledige voorlichting over hun kans van slagen in de aangekondigde cursusduur?
Op de laatste EAIE-conferentie kwam ook nog een andere vraag naar voren (Chronicle HE 13/9/2012): weliswaar zijn de buitenlandse studenten lucratief voor de ontvangende instellingen, maar wat zijn de gevolgen voor de overige studenten binnen die instellingen? Worden ze er beter of slechter van?
Zie ook: Onderwijsethiek.nl (23/4/2011; 29/9/2011; 25/6/2012; 13/1/2007)
De Nederlandse Gedragscode is in 2014 herzien. In de NY Times (20/4/2016) stond een kritisch artikel over de wervingspraktijken van Amerikaanse h.o.-instellingen.