Scott Newstok geeft literatuurwetenschap: Shakespeare en zo. Hij is bepaald niet vies van het gebruik van technologische hulpmiddelen in zijn onderwijs, maar hij zou het face-to-face contact met zijn studenten niet willen missen. Naar zijn ervaring heeft persoonlijke interactie een didactische meerwaarde. Maar hoe leg je dat nou precies aan collega’s en bestuurders uit? Hij heeft eigenlijk geen goede woorden voorhanden. Wat is het zout in de pap? Hij heeft face-to-face onderwijs op het oog, maar hij zoekt een term die afstandelijke werkvormen uitdrukkelijk uitsluit. Dus geen onpersoonlijke hoorcolleges voor 200 anonieme gezichten. Hij stelt voor: laten we het ‘close learning’ noemen (Inside HigherEd 11/7/2013).
Maar Laura Gibbs zet een kanttekening bij dit terminologische voorstel. Zij geeft schrijfcursussen aan groepen van 25 à 30 studenten, en deze zijn in de vorm van afstandsonderwijs gegoten. Naar haar ervaring is het binnen afstandsonderwijs zeer wel mogelijk om intensief en persoonlijk met studenten te interacteren. Scott Newstok suggereert ten onrechte dat ‘close learning’ niet verenigbaar is met ‘distance learning’. Laura heeft geen bezwaar tegen Scotts terminologie, maar ze wil ‘close learning’ ruimer definiëren, zodat deze term niet uitsluitend aan face-to-face onderwijs gekoppeld is.
Lees verder … (PDF)
Eén reactie op “Close Learning”
schreef:
Een onderzoeksteam van Public Agenda (16/9/2013) krijgt de stellige indruk dat afstandsonderwijs en vergelijkbare vormen van online-onderwijs een lagere leeropbrengst en lagere slaagkansen kennen dan het traditionele F2F-onderwijs. Zie ook de berichtgeving daarover van US News (20/9/2013). Maar de vraag is dus in hoeverre dat kwaliteitsverschil wegvalt als men de mate van closeness van de onderwijsopzet in de beschouwing zou betrekken.