De groentijd wordt algemeen beschouwd als een inwijdingsrite waarmee nuldejaars aan beproevingen worden blootgesteld voordat ze als lid tot het corps worden toegelaten. Dat schept een band. Is dat zo? Vele corpora kennen een strikte hiërarchie naar anciënniteit. Eenmaal toegelaten staan de eerstejaars onderaan de ladder: de tweede- en ouderejaars eisen dat ze naar hun pijpen dansen. Er ontstaat wel een band, maar dat is met jaargenoten. Niettemin vindt men dat zó waardevol dat men het corporale verenigingsleven als een stuk van het Nationaal Immaterieel Cultureel Erfgoed beschouwt, dat waard is geconserveerd te worden.
Maar dan gaat men voorbij aan het feit dat de groentijd in twee opzichten als ‘rite de passage’ fungeert. Voor de nuldejaars is het een rite om te worden toegelaten tot het corps, maar voor de tweede- en ouderejaars markeert de groentijd de overgang van jeugdige onderworpenheid naar ongebreidelde volwassen machtsuitoefening. In het ouderlijk huis en op de middelbare school waren ze onderworpen aan een systematisch civilisatieproces en als nulde- en eerstejaars werden ze door de ouderejaars gedomesticeerd. Maar bij de overgang van het eerste naar het tweede jaar gaan de remmen los. Ze mogen eindelijk de baas spelen en aangevuurd door alcohol mogen ze daarbij toegeven aan al hun ongeciviliseerde impulsen. Dat is een bedenkelijk soort academische vorming. Door middel van de groentijd wordt de verse tweede- en ouderejaars telkenjare de boodschap ingeprent: als je hogerop wilt komen in de maatschappij, dan moet je je scrupules opzij zetten en de medemens onder de duim houden want overal, zowel in onze studentenmaatschappij als in de kille maatschappij daarbuiten, geldt alleen het recht van de sterkste.
Inmiddels zijn op de valreep nieuwe voorwaarden gesteld voordat de Nederlandse studentenverenigingscultuur tot de erfgoedlijst kan worden toegelaten. Verlangd wordt dat er een plan komt om groentijdexcessen te voorkomen. Maar het is de vraag of dat voldoende is. In hoeverre ligt de kern van het kwaad in een verenigingscultuur die, op hun weg naar volwassenheid, antisociaal gedrag van verse tweede- en ouderejaars verheerlijkt?
Het Groningse studentencorps laat de nuldejaars in een zwijgcontract beloven dat ze over hun behandeling niet uit de school zullen klappen naar de media (NOS 28/9/2016). Ook is in deze overeenkomst afgesproken dat ze eventuele schade niet kunnen verhalen op het corps of zijn leden c.q. aspirant-leden. Er wordt dus een afhankelijkheidsrelatie gecreëerd die de deur wijd open zet voor de straffeloze toepassing van geweld tegenover nuldejaars. Staatssecretaris Van Rijn schrijft periodieke Kamerbrieven over het tegengaan van huiselijk Geweld in Afhankelijkheidsrelaties, waarbij hij zich concentreert op kinderen, jongeren, vrouwen en ouden-van-dagen. Hij gaat voorbij aan het scheppen van waarborgen ter voorkoming van geweld van leraren tegenover hun leerlingen, geweld van studentencorpora en krijgsmachtonderdelen tegenover hun nuldejaars, geweld van werkgevers tegenover kwetsbare categorieën werknemers en stagiairs, en geweld van zorginstellingen tegenover hun patiënten of cliënten. Daarbij gaat het niet alleen om het tegengaan van gewelddadige machtsuitoefening maar ook om disempowerment van de machtigen en empowerment van hun potentiële slachtoffers teneinde de afhankelijkheidsrelatie minder scheef te maken.
Ziehier een tekeningetje van Niels Bongers dat als illustratie bij mijn blogbericht kan fungeren (DUB 6/10/2016).