Criminalisering van slordigheden (II)

/

Het landelijk Beroepscollege Hoger Onderwijs (CBHO) heeft nieuwe jurisprudentie gecreëerd over de tuchtrechtelijke bestraffing van plagiaat. Het ging om een eerstejaarsstudente Mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Mei 2020 leverde ze haar werkstuk voor het vak Mediaresearch in: Feminisme in Lady Bird en Little Women. Het werd door de plagiaatsdetector Turnitin gehaald en de scan wees uit dat ze bepaalde tekstgedeelten niet volgens de regels der kunst geciteerd had. De examen­commissie startte een tuchtrechtelijke strafprocedure. Haar werkstuk werd ongeldig verklaard en ze moest het vak volgend studie­jaar overdoen. Zij vond deze tuchtrechtelijke straf buiten proportie, maar ze slaagde er niet in, het lokale Beroepscollege voor de Examens daarvan te overtuigen. Ze zocht het hogerop bij het landelijke Beroepscollege en op 1 maart jongstleden volgde het vonnis: de docent had haar een lager cijfer mogen geven wegens de geconstateerde slordigheden, maar qua ernst en omvang recht­vaardigden deze onvolkomenheden geen tuchtrechtelijke sanctie. De examencommissie werd veroordeeld tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand die de studente gemaakt had (2.136 euro).
Op welke punten is de UvA in de fout gegaan? De examencommissie heeft van een mug (een paar slordigheden) een olifant (een tuchtrechtelijk vergrijp) gemaakt. Maar de fout ligt bij de instellingsbestuurders, want zij hebben in het Fraudereglement bepaald dat examencommissies verplicht zijn alle muggen tuchtrechtelijk te vervolgen. In artikel 1 (definities) worden wel­iswaar ernstige en minder-ernstige vormen van plagiaat onder­scheiden maar in artikel 5 is bepaald dat ook minder-ernstige vormen tuchtrechtelijk bestraft moeten worden met ongeldig­verklaring van het werkstuk en uitsluiting van tentamenvoorzieningen.
Het CBHO-vonnis impliceert dat dit draconische UvA-reglement in strijd is met de strekking van de hoger onderwijswet: naast ernstige en minder-ernstige vormen van plagiaat moeten nog gewone slordigheden of lichte kwaliteitsgebreken worden onder­scheiden, die buiten de reik­wijdte van het tuchtrecht vallen. Met dit genuanceerde standpunt heeft het CBHO, zo lijkt het, zich laten inspireren door de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit die sinds 2018 voor wetenschappelijke onderzoekers (en niet voor studenten) van kracht is: ‘In sommige gevallen echter is plagiaat van zo geringe omvang en betekenis dat de kwalificatie “schending van de wetenschappelijke integriteit” te zwaar is’ en dat hoogstens van ‘bedenkelijk gedrag’ of zelfs van niet meer dan ‘een lichte tekortkoming’ moet worden gesproken (blz. 23-24).

Wil je reageren op dit blogbericht? Schrijf dan een reactie op je eigen site en stuur een trackback naar https://onderwijsethiek.nl/onderwijs/criminalisering-van-slordigheden-ii/trackback/ of stuur je reactie per e-mail en vermeld daarbij de permalink van ons bericht (HTML-codes zijn toegestaan).

3 reacties op “Criminalisering van slordigheden (II)”

  1. Bij het behandelen van deze casus stellen de CBHO-rechters uitdrukkelijk dat zij geen bezwaar hebben tegen een tweeledige definitie van plagiaat, die niet alleen het ontbreken van bronvermelding omvat maar ook het overnemen van tekstgedeelten zonder dat die overname behoorlijk verantwoord wordt (bijvoorbeeld door aanhalingstekens). In een vorige zaak (vonnis d.d. 3/12/2019) werd de tuchtrechtelijke sanctie gerechtvaardigd geacht omdat de student grote lappen tekst zonder behoorlijke verantwoording had overgenomen.

  2. In de kop van dit blogbericht spreek ik van slordigheden. Dat is de term die gebezigd wordt om het vermeende plagiaat van dr. Ad van Liempt en prof.dr. Dymph van den Boom goed te praten (zie mijn vorige blogbericht d.d. 31/12/2019). Maar misschien is het probleem complexer. Universitaire studenten en promovendi staan voor de uitdaging dat ze wetenschappelijke teksten moeten leren schrijven. Dat is een tekstgenre dat aan bijzondere conventies moet voldoen en dat ten gevolge daarvan erg moeilijk leesbaar is. Het is denkbaar dat sommige studenten, promovendi en praktijkmensen daarvan gruwen. Zij trachten op een toegankelijke manier te schrijven, zodat hun teksten ook voor buitenstaanders leesbaar zijn. Misschien tracht onze mediastudente zich niet te bekwamen tot wetenschappelijk onderzoeker maar tot professionele filmrecensent. Als zij in haar werkstuk, bezien vanuit de wetenschappelijke conventies, de kantjes eraf loopt, is dat misschien niet een kwestie van slordigheid maar van een welbewust streven om een compromis te vinden tussen onleesbaar-wetenschappelijke en leesbaar-professionele tekstgenres.

  3. Nog zo’n gevalletje (Profielen 4/11/2021). Maar is de betrokken student nog op tijd om de geëigende beroepsprocedure te entameren?
    UPDATE 1: 16/11/2021; 2/12/2021; 9/12/2021; 16/12/2021.
    UPDATE 2: Het lokale College van Beroep voor de Examens heeft gevonnist dat de student terecht een forse tuchtrechtelijke straf heeft gekregen voor een slordigheid, namelijk het vergeten van één bronvermelding (Profielen 23/12/2021). De student gaat hiertegen in beroep bij het landelijke CBHO.
    UPDATE 3: 19/4/2022, 25/5/2022
    UPDATE 4: Het CBHO heeft op 25/5 uitspraak gedaan en in juni is het vonnis gepubliceerd (13/6/2022).