De vier formerende partijen hebben het kabinet-Schoof de opdracht meegegeven een nieuwe bezuinigingsmaatregel voor het hoger onderwijs in te voeren. In de budgettaire bijlage van het Hoofdlijnenakkoord staat namelijk:
“§44. VERHOGEN COLLEGEGELD LANGSTUDEERDERS (VIA LAGERE BEKOSTIGING). Het collegegeld wordt met 3.000 euro verhoogd voor voltijdstudenten die langer dan 1 jaar uitlopen in de bachelor- of masterfase. Instellingen krijgen per langstudeerder 3.000 euro minder Rijksbekostiging. De budgettaire opbrengst gaat uit van invoering in het studiejaar 2026/2027.” De papieren Volkskrant van 11 juli wijdde er wederom een kritisch artikel aan: naarmate de ouders van studenten een lager inkomen hebben, doen studenten langer over hun studie. Ik zou me kunnen voorstellen dat die studenten eerder geneigd zijn een baantje naast hun studie te nemen of dat ze gemiddeld meer reistijd nodig hebben om van en naar hun woonadres te forensen, of dat ze meer mantelzorgverplichtingen hebben. Hoe dat ook zij, door dergelijke factoren hebben ze minder tijd voor hun studie beschikbaar en lopen ze dus een groter risico op studievertraging. Maar het zou ook kunnen zijn dat ze meer studie-uren nodig hebben om hun studiepunten te behalen: beheersen zij de Nederlandse en Engelse taal minder dan hun medestudenten? hebben ze minder geld beschikbaar om de beste studieboeken en –materialen aan te schaffen en hun dagprogramma efficiënt in te richten? zijn ze meer tijd kwijt aan het zoeken van een stageadres? Of hebben ze minder sociaal kapitaal van mensen die hen kunnen helpen in hun studievoortgang? Kortom: ik voelde me geroepen om diezelfde ochtend nog een lezersbrief naar de Volkskrant te sturen:
“De invoering van een langstudeerboete (VK 11/7 p.12) is een ondoordacht plan. De wettelijke studielast voor de gemiddelde student is 1680 uur per cursusjaar. De wetgever neemt dus voor lief dat slechts 50% van de studenten het programma zal bijbenen als ze 40 uur per week in hun studie steken. De resterende 50% loopt een groot risico op studievertraging. Daar komt bij dat er na afloop van het eerste studiejaar streng geselecteerd wordt: je moet in tien maanden bijna alle studiepunten scoren, want anders moet je vertrekken en je heil elders zoeken. Door dat gedwongen omzwaaien lopen studenten algauw een jaar studievertraging op.”
Maar dat was verloren moeite, want mijn lezersbrief stond gisterochtend niet in de krant en vanochtend evenmin. Dat wordt dus Sint-Juttemis. Achteraf heb ik me nog wel bedacht dat die veertigurige werkweek voor de gemiddelde student alleen van toepassing is als het jaarprogramma 42 weken lang is. Tegenwoordig geven vele faculteiten echter de voorkeur aan een jaarprogramma van 40 weken, want dan houden de docenten meer tijd voor andere klussen over (bijvoorbeeld voor hun onderzoekstaken). [Dat is de reden dat de herkansingen in de tweede helft van augustus ook allang wegbezuinigd zijn.] De helft van de studenten moet in dat geval méér dan 42 uur per week in de studie steken om het programma bij te benen.
Eén reactie op “De langstudeerboete van het kabinet-Schoof”
schreef:
Het Hoger Onderwijs Persbureau (25/9/2024) zet een aantal praktische vragen bij de langstudeerboete. Maar een belangrijke vraag blijft ongenoemd: in hoeverre wordt voorkomen dat studenten dubbel beboet worden? Er zijn momenteel immers al vele boeteregelingen in zwang om studenten tot grotere spoed aan te zetten. Bijvoorbeeld:
a) de BSA-boete (studenten worden uit hun opleiding verwijderd als ze te weinig studievoortgang hebben geboekt in hun eerste verblijfsjaar);
b) de expiratieboete (de geldigheid van reeds behaalde studiepunten wordt ingetrokken, of de geldigheid van elders behaalde studiepunten wordt niet erkend);
c) de doubleerstraf (studenten moeten een hele onderwijseenheid, of een heel onderwijstraject, doubleren als ze de gestelde deadline niet gehaald hebben);
d) de herkansingsboete (aan studenten worden snelle herkansingsmogelijkheden ontnomen als ze onvoldoende voortgang boeken binnen een onderwijseenheid);
e) de tijdstraf (studenten wordt tot improductieve wachttijden veroordeeld als ze het rigide programma niet kunnen bijbenen;
f) de studiefinancieringsboete (de basis- en aanvullende beurs worden ingetrokken zodra de nominale cursusduur overschreden wordt).