Een goede vakdocent stelt niet de leerling, maar de leerstof van zijn vak centraal. Deze stelling schijnt te worden aangehangen door de leden van de vereniging Beter Onderwijs Nederland (28/12/2010). Hoe moeten we die stelling interpreteren? Daartoe kunnen we de doelen en uitgangspunten van de vereniging raadplegen:
1) Onze primaire taak als vakdocent is de leerlingen in te wijden in ons eigen vakdomein.
2) Daartoe maken wij een lesprogramma dat is afgestemd op de exameneisen waaraan de leerlingen uiteindelijk moeten voldoen, rekening houdend met de beschikbare cursusduur.
3) Wat de programmadoelen betreft laten we ons dus niet afleiden door leerdoelen, voorkeuren en luimen van de individuele leerling. Met ‘de leerling staat niet centraal’ wordt bedoeld dat de klant geen koning is. De leerling moet zich voegen naar de leerdoelen van het aangeboden programma.
4) Verder hanteren we als uitgangspunt dat tempodifferentiatie binnen de klas vermeden moet worden. Wij zweren bij klassikaal onderwijs. Het jaarprogramma moet doenlijk zijn voor de meerderheid van de klas en iedere leerling moet zich naar dat tempo voegen. Wie dat niet lukt, moet een jaartje overdoen of moet afstromen naar een lager schooltype. Met ‘de leerling staat niet centraal’ wordt dus tevens bedoeld dat we geen concessies mogen doen aan individuele leerlingen die het programma niet kunnen bijbenen. Niet de individuele leerling maar het hoofdpeloton van de klas staat centraal.
Lees verder … (PDF)
Volgens Hinke Douma is een goede affectieve relatie tussen leraar en leerling een begunstigende voorwaarde voor leren op school. Maar het is nog maar de vraag hoe de causale verbanden liggen. Dat kwam onlangs naar voren in een NWO-onderzoek o.l.v. Helma Koomen (12/1/2011). Zij is als professioneel orthopedagoog en gezondheidszorgpsycholoog verbonden aan de UvA-afdeling Pedagogiek en Onderwijskunde. Op haar initiatief is een NWO-onderzoek verricht naar het verband tussen affectieve relaties tussen leraar en leerling enerzijds en schoolresultaten van de leerling anderzijds. Ook het welbevinden van de leraar is daarbij onderzocht. Misschien is niet zozeer de affectieve relatie doorslaggevend maar het liefdevolle streven de desbetreffende leerling naar de gestelde leerdoelen te leiden.
‘Het moet in de klas niet om de leerling draaien, maar om de docent.’ Op de BON-site (1/2/2011) wordt met enige instemming gereageerd op de stelling dat docenten hun klas moeten leiden zoals een hondentrainer de honden. Dit naar aanleiding van een EenVandaag-reportage (1/2/2011) over Peter Teitler, de auteur van het docentenhandboek Lessen in Orde.