Ariel Sacks geeft Engels in de hoogste klas van een Middenschool in Brooklyn (NY). Ze vertelt vol enthousiasme hoe ze haar klassen tot echte ‘learning communities’ omsmeedt door leerlingen intensief bij het klassemanagement te betrekken (Education Week 27/8/2013). In Nederland kent men klassevertegenwoordigers, maar door Sacks wordt een veelvoud van functies onderscheiden waarop leerlingen per tienweekse periode kunnen intekenen: assistent, dagvoorzitter, secretaris, bibliothecaris, voorraadbeheerder, lokaalbeheerder. Al deze hulpkrachten moeten uiteraard door haar begeleid worden, maar per saldo houdt Sacks meer tijd over voor de eigen kerntaak: vakinhoudelijke begeleiding van leerprocessen. Door managementtaken aan leerlingen te delegeren wordt volgens haar zowel de leergemeenschap versterkt als de doelmatigheid verhoogd.
Ik weet niet zo goed wat ik daarvan vinden moet. Een paar jaar geleden schreef de ondernemende onderwijspublicist René Kneyber (Withitness 16/1/2011): ‘De vraag (…) is niet óf leerlingen klusjes moeten doen, maar wélke klusjes ze moeten doen. Het antwoord op deze vraag is heel simpel: alles wat een leerling kan, zou een docent door (…) leerlingen moeten laten doen. Het uitdelen van repetitieblaadjes, het vegen van de vloer, het wateren van de plantjes, het bemiddelen bij ruzies en conflicten… Het zijn allemaal zaken die leerlingen kúnnen en daarom móéten doen.’ De aanleiding tot zijn extreme stellingname was een vraag over de organisatie van huishoudelijke corveediensten op school. Volgens hem is het niet meer dan logisch dat leerlingen worden ingeschakeld om onderwijsgevend en ondersteunend personeel zoveel mogelijk werk uit handen te nemen. Eertijds was het een adagium van vernieuwingsscholen dat leerlingen zelf verantwoordelijkheid moeten nemen, zowel voor hun eigen leren als voor het reilen en zeilen van de school. Maar Kneyber verheft dat vage vormingsideaal tot een bedrijfseconomisch uitgangspunt. Bij hem geen spoor van professionele reflectie over de belangen van de leerlingen. Welk percentage van de beschikbare schooltijd mag men aan de netto time-on-task onttrekken ten gunste van allerlei vormingsdoelen? Men kan tijd investeren om leerlingen sterker bij hun school en schoolwerk te betrekken, en om een echte leergemeenschap op te bouwen, maar hoe bewaakt men dat deze investeringen per saldo ook tot hun schoolse vorderingen bijdragen? En hoe voorkomt men dat leerlingen geëxploiteerd worden tot het verrichten van taken die de school en de leraren eigenlijk zelf voor hun rekening hadden moeten nemen?
Zie ook: Corveediensten op school, Binnenschoolse maatschappelijke stages, Herendiensten in het HBO, Proefpersoonuren in het WO, Arbeidsbeloning in studiepunten
De volgende vraag is of leerlingen beloond moeten worden voor de vervulling van de managementtaken. Sacks vindt van niet, maar ze geeft hun wel een bonus (in credit points) als compensatie voor de time-on-task die ze daardoor verloren hebben. Zie ook de lezersdiscussie.