Vakbondsman Jaap Boersma was minister van Sociale Zaken in de kabinetten Biesheuvel en Den Uyl, maar hij eindigde in het grofvuil: hij werd directeur van de Stadsreiniging te Amsterdam. Vergelijk dat met het carrièreverloop van Camiel Eurlings, minister van Verkeer & Waterstaat onder Balkenende IV: hij zei de politiek vaarwel om zich meer aan zijn gezinsleven te wijden, maar vijf maanden na zijn eervol ontslag werd hij benoemd tot directeur (en later president-directeur) van de KLM. Waar had Eurlings die draaideurcarrière aan te danken? In vergelijking met Boersma had hij ongetwijfeld betere politieke connecties en vermoedelijk ook betere bestuurlijke omgangsvormen. Maar ik vraag me af: heeft het óók iets te maken met de mate waarin hij tijdens zijn ministerschap de belangen van het Maatschappelijk Middenveld behartigd heeft? Of omgekeerd: heeft Boersma tijdens zijn bewindsperiode niet goed genoeg geluisterd naar de lobbyisten uit het bedrijfsleven?
Dat soort vragen bekruipt me als ik kijk naar het doen en laten van de huidige bewindslieden op OCW. Onderwijsinstellingen vormen heden ten dage een bedrijfstak die rijkelijk vertegenwoordigd is in het Haagse lobbycircuit. Hebben de bewindslieden het belang van de leerlingen en studenten voor ogen of geven ze prioriteit aan de wensen van het Ondernemende Onderwijsveld? Als ze die machtige lobby negeren, komen ze na hun bewindsperiode niet zo gemakkelijk meer aan de bak.
Neem bijvoorbeeld de toekomstplannen ten aanzien van de kwaliteitsborging in het hoger onderwijs, die de minister in haar recente Kamerbrief ontvouwd heeft. De onderwijsbedrijven worden van administratie- en verantwoordingslast bevrijd. Met de mond belijdt de minister dat er, in de plaats daarvan, evenwichtige checks and balances binnen de academische onderwijs- en leercommunity geschapen moeten worden. Maar zij verbloemt dat studenten en aspirant-studenten uiteindelijk slechts machteloze klanten van hun onderwijsinstelling zijn. Zij miskent de verantwoordelijkheid van de overheid om de belangen van die klanten in voldoende mate te beschermen. Maar de lobbyisten zijn er blij mee.
Over draaideurcarrières: Transparency International Nederland (8/4/2015a, 8/4/2015b, 21/5/2015)
Versta mij goed. Dit blogbericht is niet bedoeld als een verdediging van het huidige accreditatiecircus. Dat houdt zich allang niet meer bezig met de belangen van studenten: het is verworden tot een mechanisme om het diplomaniveau te waarborgen, zonder acht te slaan op de toegankelijkheid en studeerbaarheid van de opleidingen. De coalitie van OCW en instellingen heeft de belangen van de student-als-klant uit het oog verloren. En de studentenvertegenwoordigers, ingekapseld in het bestuurlijke systeem, hebben zich losgezongen van hun achterban.
Rumbling on performativity. The complex practice of policy development in a University of Applied Sciences. Dat is de titel van het proefschrift dat Frits Simon volgende week verdedigt aan de Open Universiteit (4/6/2015): om tot evenwichtige beleidsvorming te komen, moeten onderwijsbestuurders uiteraard inspraak organiseren, maar dat is niet genoeg: ze moeten gericht actie nemen om constructieve tegenspraak te mobiliseren.
Het ministerie daarentegen doet in zijn wetgevings- en beleidsvormingsprocessen z’n uiterste best alle tegenspraak de kop in te drukken. De bewindslieden zijn wars van contra-expertise.