Een gevoelig onderwerp (VI):
lichamelijk onderzoek

/

Twee geneeskundestudenten aan de Erasmusuniversiteit, moslima’s, willen geen lichamelijk onderzoek aan borstkas, buik en benen ondergaan als dat door of in bijzijn van mannen wordt uitgevoerd. Zij beschouwen dat als een onkuisheid die in strijd is met hun godsdienstige voorschriften. Maar zo’n onderzoek, achtereenvolgens verricht door een man en een vrouw, is een verplicht onderdeeltje van de Rotterdamse opleiding. Men acht het namelijk essentieel dat aanstaande artsen aan den lijve ervaren wat er in patiënten omgaat als ze aan lichamelijk onderzoek worden blootgesteld.
De opleidingsdirecteur weigerde aan hun bezwaren tegemoet te komen, ook al voerden zij de vrijheid van godsdienst en de grondwettelijke integriteit van het menselijk lichaam aan. Het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs heeft hun zaak in behandeling genomen, maar verwijst haar nu naar de examencommissie terug, aangezien een opleidingsdirecteur niet bevoegd is om over vrijstellingen te beslissen. Het is nog maar zeer de vraag of er ten principale een uitspraak komt over deze slepende kwestie, want zo’n uitspraak blijft achterwege als de appellanten niet meer aannemelijk kunnen maken dat ze er zelf belang bij hebben. Dat ligt misschien anders wanneer ze alsnog een eis tot schadevergoeding zouden indienen.
Hoe moeten docenten te werk gaan met gevoelige onderwerpen of activiteiten? Dat is een belangrijk topic in de onderwijs­ethiek, waarbij de volgende vragen aan de orde komen: (a) Hoe kunnen we de schade voor de deelnemer beperken? (b) Moeten we zijn/haar ‘informed consent’ vragen? (c) Is het gewraakte traject echt nodig of kunnen we hem/haar desgevraagd een vervangend traject toestaan? (d) Hebben we het gewraakte traject op zodanig tijdstip aangekondigd, dat hij/zij zich er nog aan kan onttrekken? Met name die laatste vraag kan in de Rotterdamse casus doorslaggevend zijn: heeft de faculteit haar aanstaande studenten er uitdrukkelijk op gewezen dat zij niet om het gewraakte traject heen kunnen en dat ze dus bij hun aanmelding moeten aangeven dat ze beslist niet in Rotterdam geplaatst willen worden? Maar de vervolgvraag luidt dan of de faculteit zich in dat geval aan (indirecte) discriminatie van orthodoxe moslima’s schuldig maakt.
Bron: Erasmus Magazine (29/4/2015), CBHO (28/4/2015)

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.

3 reacties op “Een gevoelig onderwerp (VI):
lichamelijk onderzoek”

  1. Op één punt hebben de beide moslima’s in elk geval winst geboekt. Het CBHO stelt in zijn vonnis dat de wettelijke bevoegdheid van de examencommissie om vrijstellingen te verlenen óók betrekking heeft op vrijstellingen wegens gewetens­bezwaren e.d.

  2. Op de website Sargasso (25/3/2015) een uitgebreide discussie over de kwestie. En de Turks-Nederlandse website Zaman Vandaag (7/4/2015) vroeg enige afgestudeerde vrouwelijke artsen naar hun studie-ervaringen. De aanwezigheid van mannelijke docenten wordt niet als erg problematisch ervaren, want die zijn (evenals behandelend artsen) aan een professionele beroepscode gebonden.
    In de reglementen van de Rotterdamse medische opleiding zijn sinds 2003 regels opgenomen over dit soort kwesties (NRC 22/2/2003). Op de facultaire website staat de versie januari 2012. In het licht van deze regeling begrijp ik niet waarom hun vrijstellingsverzoek is afgewezen. Of ging het uitsluitend om hun wens ook van de blikken van mannelijke docenten verschoond te blijven?

  3. Ik kwam nog een discussie op FOK (16/6/2009) tegen. Een interessant aspect is: het maakt een aanmerkelijk verschil dat je in deze casus verplicht wordt je door medestudenten/kennissen/vrienden/a.s.collega’s te laten betasten, want in deze relatie ontbreekt de professionele distantie die kenmerkend is voor de arts-patiëntrelatie.