Een goede school: risicomijdend en goedkoop?

Wat is een goede school? Middelbare scholen krijgen tegenwoordig sterren voor elke schoolsoort die zij aanbieden, enigszins vergelijkbaar met de sterren van de Michelin-gids. Op basis van een ‘opbrengstenkaart’ geeft de onderwijsinspectie één tot drie sterren (onvoldoende – voldoende – excellent); en bij het dagblad Trouw kan men vijf sterren verwerven (slecht – onvoldoende – gemiddeld – goed – zeer goed). Er worden vier criteria aangelegd: a) een niet te laag gemiddeld cijfer voor het centraal examen (CE); b) een niet te groot verschil tussen het gemiddeld cijfer van het schoolexamen t.o.v. dat van het CE; c) een acceptabel slaagpercentage, waarbij de leerlingen die klas 3 of hoger doubleren als gezakt worden geteld (100% = alle leerlingen die klas 3 van de betrokken schoolsoort instromen); en d) een acceptabel rendement van de onderbouw (klas 1 en 2 van de school als geheel), d.w.z. niet te veel zittenblijvers, niet te veel ‘dalers’ (die bij de start van klas 3 een lagere schoolsoort volgen dan de basis­school geadviseerd heeft), en niet te weinig ‘klimmers’ (die het advies van de basis­school overtroffen hebben).
Een schoolsoort krijgt van de inspectie twee sterren (een voldoende) als zij op minimaal drie van deze vier criteria voldoende scoort. En als men op alle vier criteria ruim-voldoende scoort, kent de inspectie drie sterren toe. De vraag is nu: kunnen ouders aan het toegekende aantal sterren aflezen hoe goed een middelbare school is? Nee, zegt Aleid Truijens (De Volkskrant 23/12/2008) en daar draagt ze overtuigende argumenten voor aan.
Lees verder … (PDF)