Engels op de basisschool: de motie-Rog

/

In het basisonderwijs hanteert men gewoonlijk als minimumnorm dat de groepen 7 en 8 één uur per week Engelse les krijgen (SLO 2011). Na de eventuele aanvaarding van het wetsontwerp 34031 door de Eerste Kamer (september 2015) geldt als maximumnorm dat basisscholen 15% van de schooltijd onderwijs in het Engels mogen geven, hetzij Engels als vak dan wel Engels als voertaal in andere vakken of activiteiten. Die 15% wordt gerekend over de totale schooltijd, doorgebracht in de groepen 1 t/m 8. Over de hele schoolloopbaan gerekend gaat het dus om een maximum van gemiddeld 3 à 4 klokuren per week.
Maar in de motie-Rog, die door de Tweede Kamer aanvaard is, wordt de regering opgeroepen in de komende drie jaar serieus te onderzoeken of leerlingen die minder taalvaardig zijn of leerachterstanden hebben, daarvan geen schade ondervinden. De Staatssecretaris stelde toen dat een dergelijke evaluatie niet meer nodig is, gezien de geruststellende uitkomsten van een internationale literatuurstudie naar tweetalig basisonderwijs. De projectleiders van die literatuurstudie hebben echter onlangs een brief aan de Vaste Onderwijscommissie van de Eerste Kamer gestuurd, waarin ze verklaren dat men zich bij de beoordeling van deze kwestie niet op hun rapport kan beroepen en dat aanvullend onderzoek volgens hen gewenst is.
Het wetsontwerp 34031 wordt op 22 september door de Eerste Kamer behandeld. Zij staat dus voor de vraag of zij moet vasthouden aan de motie-Rog: moet het wetsontwerp worden afgewezen tenzij de Staatssecretaris toezegt deze motie te zullen uitvoeren? Bij haar afweging zal de Eerste Kamer moeten taxeren of een evaluatieonderzoek, zoals voorgesteld in de motie-Rog, inderdaad licht zal werpen op de vraag of 15% vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto-Engels) schadelijk is voor de schoolresultaten van risicoleerlingen.
Lees verder … (PDF)

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.

Eén reactie op “Engels op de basisschool: de motie-Rog”

  1. Bij mijn karakterisering van het Nederlandse tpo in het tweede tekstkader (blz.2) ben ik misschien te kort door de bocht gegaan. Via de website van het Europees platform kan men precies nagaan hoe de achttien deelnemers aan de Nederlandse tpo-pilot zichzelf beschrijven. Aldaar treft men ook een artikelenreeks uit het tijdschrift Internationaal Onderwijs aan. Toch kan men daarop niet blindvaren. In het IO-artikel over De Blijberg te Rotterdam staat bijvoorbeeld dat hun tpo is afgestemd op alle kinderen (zelfs als ze een leerstoornis hebben). Maar in een recenter artikel van het Rotterdamse schoolbestuur (5/11/2014) wordt bericht dat een voorwaarde voor toelating tot de tpo-klas van De Blijberg is dat kinderen goed Nederlands spreken en dat de meeste kinderen uit de klas ook thuis al tweetalig zijn opgevoed.