Engels op de basisschool: onbesuisde wet (II)

/

De Eerste Kamer buigt zich momenteel over het wetsontwerp 34031, dat basisscholen de ruimte geeft met ingang van 2015 in groep 1 t/m 8 gedurende 15% van de lestijd het Engels (of Duits of Frans) als voertaal te kiezen. Tevens krijgt OCW een vrijbrief die ruimte met ingang van 2020 bij algemene maatregel van bestuur tot 30 à 50% uit te breiden. Op 26 maart is de Tweede Kamer in grote meerderheid akkoord gegaan met het wetsontwerp. Kennelijk heeft men zich laten overtuigen door de Voorstudie pilot Twee­talig primair onderwijs (2014), uitgevoerd door onderzoekers van de Universiteit Utrecht, waaruit volgens de staatssecretaris zonneklaar blijkt dat dergelijke onder­dompe­ling van basisscholieren in een vreemde taal positief uitwerkt en dat tweetalig onderwijs geen nadelige invloed heeft op hun vorderingen in de Nederlandse taal of in de andere schoolvakken. Toch houden de onderwijswoordvoerders in de Eerste Kamer nog twijfels. Met name de fracties van CDA en SP hebben zeer kritische vragen gesteld. Dat is niet zonder reden. De wetenschappelijke argumenten die OCW naar voren heeft gebracht, hebben het gehalte van een kommetje Haagse bluf.
Lees verder … (PDF)

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.

8 reacties op “Engels op de basisschool: onbesuisde wet (II)”

  1. Ik heb een tikfout in de eerste PDF-versie van het blogbericht hersteld. Ik sprak van 49 geïnventariseerde projecten, terwijl het er slechts 29 waren. Een overzicht ervan treft men op pp.86-114 van de voorstudie aan. Wat hun onderzoeksvraag 3 betreft, hebben de Utrechtse literatuuronderzoekers de uitkomsten van de 29 projecten besproken op p.2 en pp.21-25 van hun voorstudie.
    P.S. Een oplettende lezer wees me nog op een andere tikfout. Lees in de laatste paragraaf keper in plaats van keeper. Ik heb er alles aan gedaan om niet op de man maar op de bal te spelen.

  2. Het probleem van de voorstudie is dat de literatuuronderzoekers hun derde onderzoeksvraag onvoldoende gespecificeerd hebben. Vanuit het onderwijsbeleid heeft men behoefte aan specifieke antwoorden, zoals:
    3.1 Gegeven: 25 NL1-sprekers die zonder Engelstalige achtergrond in groep 1 instromen en die qua intelligentie en woordenschat op een startniveau zitten dat hun ruim voldoende kans zou hebben gegeven om in een 100% Nederlandstalig programma acht jaar later het minimaal vereiste beginniveau van het vwo te bereiken. Gevraagd: a) hoe groot is dan de kans dat ze inderdaad dat vwo-beginniveau bereiken als ze 15% van de lestijd in de Engels taal worden ondergedompeld? b) hoe groot is die kans als dat percentage niet 15 doch 30 of 50% is? c) welk vorderingenniveau hebben ze bij deze drie percentages aan het eind van groep 8 bereikt in het Engels? d) en welk vorderingenniveau in Rekenen en de zaakvakken (zoals gemeten op een Nederlandstalige eindtoets)?
    3.2 Gegeven en gevraagd: als 3.1, maar vanuit een nipt voldoende startniveau op weg naar het minimaal vereiste eindniveau voor toelating tot de havo? idem tot vmbo-t? idem tot vmbo-kader? idem tot vmbo-basis zonder leerwegondersteuning? idem tot vmbo-basis met leerwegondersteuning?
    3.3 Gegeven en gevraagd: als 3.1 of 3.2, maar voor leerlingen die vanuit een Engelstalige achtergrond of zelfs Engels als moedertaal groep 1 instromen en die in een 100% Nederlandstalig programma voldoende intelligentie zouden hebben gehad om hun eventuele achterstand in het Nederlands binnen drie jaar in te lopen.
    3.4 Gegeven: 25 leerlingen zonder Engelstalige achtergrond die met dyslexie of met een taalstoornis te kampen hebben.
    3.5 Gegeven: 25 leerlingen zonder Engelstalige achtergrond (waaronder NL2- en NL-dialectsprekers) die bij hun instroom in groep 1 met een ernstige achterstand in de beheersing van de Nederlandse taal te kampen hebben.
    3.6 Gegeven: als 3.5, maar die in een 100% Nederlandstalig programma voldoende intelligentie zouden hebben gehad om deze achterstand binnen drie jaar in te lopen.

  3. Bij het schrijven van paragraaf 1 van dit blogbericht was ik even vergeten dat ik al eerder (31/12/2014) de kritiek op beide Nederlandse vvto-projecten heb trachten samen te vatten.

  4. Het moet niet gekker worden. Minister Asscher van Sociale Zaken & Werkgelegenheid heeft een Kamerbrief (18/5/2015) geschreven waarin hij aankondigt dat hij geselecteerde peuterspeelzalen en instellingen voor buitenschoolse opvang van basisscholieren toestemming wil geven deels het Engels, Duits of Frans als voertaal te kiezen.

  5. Op 22/5/2015 heeft de Vaste Commissie OCW haar Verslag naar de staatssecretaris gestuurd. PvdA/SP en CDA komen met zeer kritische vragen. Hij heeft daarop geantwoord dat hij niet op de gevraagde korte termijn daarop kan reageren. Dat betekent dat de plenaire behandeling moet worden uitgesteld tot een datum na 26 mei.

  6. De staatssecretaris heeft op 3 juni zijn Nota n.a.v. het Eindverslag ingediend. Dus de Eerste Kamer kan nu (in zijn nieuwe samenstelling) tot plenaire behandeling overgaan. Marijke Linthorst, die (mede namens SP) de kritische PvdA-vragen had ingediend, zal er niet meer bij zijn.
    UPDATE: Op de website van de Eerste Kamer is aangekondigd dat de plenaire behandeling pas op 22 september zal plaatsvinden. Basisscholen die met ingang van het nieuwe schooljaar voor een deel van de lestijd het Engels als voertaal invoeren, handelen dus in strijd met de wet. Indien ik lid van de Eerste Kamer was, zou ik nogal boos worden als dat zomaar gedoogd wordt. Maar die wetteloze verloedering is al sinds jaren aan de gang. Dekkers wil is wet.

  7. Over de (on)vergelijkbaarheid van buitenlandse onderwijssystemen gesproken…
    Blogger Reinout van Brakel (18/10/2015) meldt terloops dat in de Verenigde Staten geen wetsvoorschriften bestaan over de voertaal die in het bekostigde onderwijs wordt gesproken. In de Zuidelijke staten bijvoorbeeld wordt veelal Spaans als voertaal gekozen. Volgens mij is een duidelijk onderscheid van moedertaal, landstaal, eerste schooltaal en tweede schooltaal dan van het grootste belang bij de beoordeling van de uitkomsten van de internationale literatuurstudie van de Utrechtse onderzoekers.

  8. Het grootste manco van de Voorstudie van 2014 is dat de literatuuronderzoekers te weinig onderscheid maken tussen de vele verschillende vormen van tweetalig onderwijs. Het Hechinger Report (31/8/2016) wijdt bijvoorbeeld een artikel aan een vorm die momenteel populair is: dual immersion. Getransponeerd naar de Nederlandse situatie: zet Engelstalige en Nederlandstalige leerlingen samen in een tweetalige klas, zodat de Engelstaligen goed Nederlands en de Nederlandstaligen goed Engels leren.