Onderwijssocioloog Jaap Dronkers heeft via internationaal-vergelijkend onderzoek aangetoond dat leerlingen op ‘etnisch diverse’ middelbare scholen veel slechter op taalvaardigheid presteren dan leerlingen op ‘etnisch homogene’ middelbare scholen. Wat betekent dat? Wil dat zeggen dat zwarte scholen niet veel onderdoen voor witte scholen en dat ouders er verkeerd aan doen hun kinderen naar gemengde scholen te sturen? Neen, dan begrijp je hem helemaal verkeerd!
Neen, etniciteit wordt door hem gedefinieerd op basis van het land waar de leerlingen of hun ouders geboren zijn. Een school waar alleen allochtonen van Turkse afkomst op zitten, is in etnisch opzicht uiteraard homogeen, evenals een school waar uitsluitend autochtone Nederlanders op zitten. Maar de tegenpool, etnische diversiteit, wordt door hem gedefinieerd als het aantal landen dat op een school vertegenwoordigd is. Dus een islamitische school die moslims uit alle windstreken herbergt, wordt door Dronkers in etnisch opzicht zeer divers genoemd. Zo’n school wordt diverser genoemd dan een school die voor de helft uit autochtone Nederlanders en de andere helft uit allochtonen van Turkse afkomst bestaat. Ook een Australische school die door vele Nieuw-Zeelanders, Britten, Ieren, Amerikanen en Engelssprekende Canadezen of Zuid-Afrikanen gefrequenteerd wordt, is volgens Dronkers’ definitie etnisch divers, evenals een Portugese school met veel leerlingen (of ouders) die uit Brazilië komen of die uit de voormalige Portugese koloniën gerepatrieerd zijn. Anderzijds wordt een Franstalige Brusselse school waar veel Nederlandstalige Vlamingen op zitten, etnisch homogeen genoemd: alle leerlingen komen immers uit hetzelfde land.
Lees verder … (PDF)
Zie ook de column van Evelien Tonkens met de bijbehorende discussiedraad (De Volkskrant 23/6/2010).
Eigenlijk moeten we met z’n allen constateren dat de onderzoeksopzet van Dronkers voor buitenstaanders/leken zo weinig toegankelijk is dat we hem alleen met kritische vragen kunnen bestoken. Dat geldt in elk geval voor mijzelf, hoewel ik als socioloog toch enigszins van wanten weet. Dan blijft als cruciaal vraagteken over: heeft de onderzoeker zijn wetenschappelijke bevindingen ter toetsing voorgelegd aan terzakekundige methodologische, onderwijssociologische en onderwijskundige leden van het Wetenschappelijk Forum? Zo ja, oordelen zij dat Dronkers’ conclusies voldoende gedragen worden door zijn onderzoek? Zo nee, waar haalt hij de euvele, onwetenschappelijke moed vandaan om ons als leken met onvoldragen hypothesen lastig te vallen?
Islamitische leerling blijft achter, ook met hoogopgeleide ouders. Dat is de kop van de Volkskrant (26/6/2010) boven een ingezonden stuk van Dronkers. Zijn onwetenschappelijke redeneertrant wordt langzamerhand lachwekkend. Hoe is het opleidingsniveau van de ouders gedefinieerd? Vermoedelijk op basis van het aantal opleidingsjaren dat ze achter de rug hebben of op basis van het hoogstbehaalde diploma. Maar hij stelt niet aan de orde of de door hem gehanteerde niveau-indeling misschien te grof is (wordt de inheemse middle school in Pakistan en het Belgische VWO op één hoop gegooid?).
En wat is een islamitische leerling? Dat is iemand die uit een overwegend islamitisch land komt, aldus Dronkers. Maar zouden niet-moslims (bv. christelijke Koerden, Molukkers of Libanezen) misschien meer geneigd zijn hun islamitische land de rug toe te keren dan hun islamitische landgenoten? Zo’n simpele vraag wordt door Dronkers niet gesteld.
En hoe hard zijn Dronkers’ conclusies over de negatieve invloed van etnische diversiteit? Heel hard, zegt hij, want hij heeft niet eens de etnische verschillen binnen landen als Pakistan of Turkije meegeteld. Voor hetzelfde geld kun je ze boterzacht noemen. Want Franse diplomaten die hun kind op een Franstalige middelbare school in Brussel doen, dragen volgens Dronkers’ definitie bij aan de etnische diversiteit van die school. Als dat kind slechter presteert, komt dat dan door die ‘etnische factor’ of door het feit dat het voorheen op een Engelstalige basisschool in Madrid heeft gezeten?
Volgens mij is de sociologische verbeeldingskracht en kritische geest van Dronkers ernstig vertroebeld. Ik heb trouwens geen idee hoe dat is gekomen. Vorig jaar schreef hij een lovend verhaal over de kwaliteit van een (etnisch diverse!) islamitische basisschool in Amsterdam (De Volkskrant 1/9/2009), maar daar horen we hem nu niet meer over.
Vannacht kwam Jaap Dronkers in een droom tot mij. Met donderende stem sprak hij: ‘Gij ongelovige Thomas! Twee tekenen hebt gij ontvangen en nog steeds wilt gij mij niet geloven!’ Vanochtend toen ik wakker werd, probeerde ik deze droom te duiden. Hij bedoelt waarschijnlijk dat ik ongewild een tweede bewijs van de krachtige negatieve invloed van etnische diversiteit op de schoolprestaties heb geleverd. De negatieve invloed blijft in stand, zelfs als beduidende nationale diversiteit (Nederlandstalige Vlamingen op een Waalse school) niét en onbeduidende internationale diversiteit (Franstalige Fransen op een Waalse school) wél ingecalculeerd wordt. Mijn antwoord is: je zou moeten checken of de gevonden correlatie niet spurious is. Zou het bijvoorbeeld kunnen zijn dat de achterliggende causale factor zoiets is als ONGEWORTELDHEID (sociaal) of GEBREK AAN INTERCURRICULAIRE AANSLUITING (onderwijskundig): het aantal interlokale en internationale verhuizingen dat leerlingen of hun ouders achter de rug hebben. Maar ik denk dat MOEDERTALIGHEID (de discrepantie tussen moedertaal en instructietaal en de moedertalige diversiteit in de klas) de krachtigste factor is als men verschillen in taalvaardigheid van vijftienjarigen (op het gebied van de instructietaal) wil verklaren. En WERELDWIJZE TALIGHEID (breed uitdrukkingsvermogen in een taal, welke dan ook) lijkt me een krachtige tweede factor. Jaap, hou op met die etnische poespas!
UPDATE: Wat het negatieve effect van verhuizingen betreft, ben ik de lezer nog een bronvermelding verschuldigd: http://www.kleineontwikkelingspsychologie.nl/kleine_ontwikkelingspsych/2010/06/vaak–verhuizen-in-amerika-wordt-veel-vaker-verhuisd-dan-in-nederland-toch-zijn-de–resultaten-van-een-amerikaa.html (Rita Kohnstamm 11/6/2010, verwijzend naar een artikel onder de titel Residential Mobility, Well-Being, and Mortality, in de Journal of Personality Psychology).
OCW heeft kamervragen van Dijkgraaf (SGP) beantwoord. Wat ik vooral ook interessant vind, is dat de Inspectie bij het beoordelen van de opbrengsten niet meer op belemmerende etnische factoren (en taalfactoren!) let, maar alleen op het opleidingsniveau van de ouders. Dat nieuwtje heb ik blijkbaar eertijds gemist.
Op de site Wereldjournalisten.nl (16/7/2010) een antwoord van Jaap Dronkers op een eerdere NRC-bijdrage van Anja Vink.
In een recent SCP-rapport worden door Lex Herweijer de bevindingen van Dronkers bestreden (Trouw 14/8/2011).