Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit

/

Op 1 oktober 2018 treedt de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI) in werking. Hij komt in de plaats van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (NGW 2004, laatstelijk gewijzigd in 2014). Uit hoofdstuk 1 van de nieuwe gedragscode kan worden afgelezen dat hij qua reikwijdte beduidend van zijn voorganger afwijkt: hij heeft uitsluitend betrekking op het handelen van onderzoekers (waaronder promovendi en ‘projectleiders, begeleiders, onderzoeksdirecteuren en leidinggevenden voor zover zij de opzet en uitvoering van het onderzoek mede bepalen’). Anders dan de NGW betreft de nieuwe gedragscode dus niet het handelen van onderwijsgevenden, studerenden en examinatoren in het hoger onderwijs. Als enige uitzondering daarop geldt dat studenten zich in het kader van hun onderzoeksstages (dus in het kader van publicatiegericht, al dan niet praktijkgericht onderzoek) wél aan de gedragscode moeten houden. In dat geval kan de student echter niet tuchtrechtelijk worden aangepakt, want de onder­zoekers door wie de stage begeleid wordt, dragen qua wetenschappelijke integriteit de eindverantwoordelijkheid voor het handelen van de stagiair.
Het zal nog wel even duren voordat alle medewerkers en studenten van universiteiten en hogescholen de finesses van de nieuwe gedragscode in de vingers hebben. Maar in de nacht van 30 september op 1 oktober worden de universitaire bestuursorganen met een zeer abrupte transitie van de oude naar de nieuwe gedragscode geconfronteerd:
A) Het is niet langer toegestaan studenten tuchtrechtelijk te straffen voor het plegen van plagiaat, althans niet meer op grond van schending van hun wetenschappelijke integriteit, zoals bepaald was in het kader van de NGW. De universiteiten moeten dus hun bestaande regels en motiveringen voor het bestrijden van plagiaat, gepleegd door studenten, heroverwegen en herdefiniëren.
B) In de nieuwe gedragscode zijn geen normen opgenomen over professioneel handelen van docenten en examinatoren, terwijl de desbetreffende NGW-bepalingen vanaf 1 oktober niet langer van kracht zijn. Het gaat om de volgende bepalingen: 1.6 t/m 1.11; 2.5; 3. (definitie) en 3.5; 4. (definitie) en 4.1, 4.5, 4.6; 5. (definitie) en 5.1. De universiteiten dienen ernstig te overwegen in de ontstane leemte te voorzien door, naast de NGWI, een Gedragscode voor Docenten te ontwikkelen.
Lees verder … (PDF)

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.

Eén reactie op “Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit”

  1. Wat bedoel ik met draconische strafmaatregelen? Ik bedoel daarmee zware strafmaatregelen die worden uitgevaardigd ter vergelding van relatief lichte vergrijpen of van omissies die onopzettelijk (door slordige nalatigheid) zijn gepleegd. Bijvoorbeeld: de bron is niet volledig vermeld (bv. paginanummers zijn niet vermeld); een letterlijk citaat is niet tussen aanhalingstekens geplaatst terwijl de bron wel vermeld is; bij een letterlijk citaat is de bron niet vermeld, maar het gaat alleen om het overschrijven van tekst en niet om het plagiëren van de achterliggende wetenschappelijke ideeën van de wetenschappelijke auteur; het geplagieerde werk heeft geen wetenschappelijke pretenties (dus er wordt niet voortgebouwd op andermans wetenschappelijke werk of gepronkt met andermans wetenschappelijke veren); gezien het gebruiksdoel van de tekst en het beoogde lezerspubliek zou de tekst aan zijn doel voorbijschieten als de student bij de vormgeving alle wetenschappelijke conventies in acht zou nemen; de student heeft gedwaald bij de interpretatie van de opgedragen taak (hij had een ander gebruiksdoel of lezerspubliek voor ogen dan de taaksteller bedoeld heeft); de student mocht ervan uitgaan dat hij/zij als opsteller van de tekst in principe ook de enige lezer zou zijn. Bij groepsproducten kan men tevens van draconische strafmaatregelen spreken als de overige groepsleden gestraft worden voor het plagiaar dat buiten hun medeweten door één van de groepsleden gepleegd is. Verder moet telkens de vraag worden gesteld of men in redelijkheid kan eisen dat het ingeleverde product aan alle integriteitseisen beantwoordt als de inlevertermijn zo krap en de studiebelasting zo hoog is dat er binnen het project geen tijd overbleef voor kwaliteitsbeheersing tijdens de rit en kwaliteitscontrole en revisie van het werkstuk (met andere woorden: er was sprake van overmacht, gezien de tijdsdruk kon slechts een onaf product worden ingeleverd). Is het niet voldoende van de student te verlangen dat de geconstateerde tekortkomingen alsnog worden hersteld?