Minister Bussemaker heeft eind vorige week met een Kamerbrief (9/9/2016) een einde gemaakt aan een stuk wetteloosheid in het hoger onderwijs. Zij heeft bevestigd dat studenten na hun eerste verblijfsjaar in principe niet meer met een propedeutisch ‘bindend studieadvies’ (BSA) verwijderd kunnen worden uit hun opleiding. Zij legt zich dus neer bij het oordeel van het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO) over deze kwestie en kennelijk wenst ze niet als medewetgever het initiatief te nemen om de huidige praktijken te legitimeren.
Maar het belang van haar Kamerbrief reikt verder dan alleen de interpretatie van de wettelijke bepalingen over het propedeutische BSA. Vanuit OCW wordt in de Brief uitdrukkelijk als beleidsuitgangspunt gekozen dat door CBHO ontwikkelde jurisprudentie deel uitmaakt van het wettelijk kader waarbinnen universiteiten en hogescholen behoren te opereren.
Dat heeft in de eerste plaats consequenties voor het functioneren van het CBHO en meer in het algemeen voor het rechtsgeleerde forum in Nederland. Tot nu toe geeft het CBHO een jaarlijkse jurisprudentiebundel uit waarin een overzicht wordt gegeven van alle vonnissen, rijp en groen, die het College in dat kalenderjaar heeft uitgebracht. Maar nu aan het College mede een rechtsvormende taak wordt toebedacht, zal meer diepgaand voorlichting moeten worden gegeven over gewezen vonnissen die principiële aspecten van de rechtspositie van studenten raken.
In de tweede plaats heeft het nieuwe ministeriële beleidsuitgangspunt consequenties voor de wettelijke taak van de Onderwijsinspectie. Zij oefent toezicht uit op de rechtmatigheid van het handelen van universiteiten en hogescholen. Zij ziet er dus op toe dat de universiteiten en hogescholen niet in strijd met de wet (inclusief de CBHO-jurisprudentie!) handelen. Waar ze buiten hun boekje gaan, kan OCW vervolgens sancties op het gebied van de rijksbekostiging toepassen. Het is de moeite waard te onderzoeken hoe het komt dat de Onderwijsinspectie haar toezichthoudende taak de afgelopen jaren verwaarloosd heeft (juist ook op het gebied van de vormgeving van het propedeutische BSA) en hoe dat in de toekomst kan worden verholpen.
3 reacties op “Geen BSA voor tweedejaarsstudenten”
schreef:
Is deze rechterlijke correctie op de lokale BSA-regels een eenmalig incident? Nee, er zijn nog veel meer potentiële conflicten tussen lokale en landelijke regelgeving die door het CBHO beslecht zouden kunnen worden. Bijvoorbeeld bij het toekennen van vrijstellingen voor propedeusetentamens: ongelijke behandeling op grond van vermeende ongeschiktheid voor de desbetreffende opleiding. Of bijvoorbeeld: inbreuk op het recht om bij het maken van een scriptie het Nederlands als voertaal te kiezen. Ook kunnen er conflicten tussen landelijke regelgeving en internationale verdragsrechtelijke verplichtingen ontstaan, bijvoorbeeld bij het bepalen van de geldigheidsduur van behaalde tentamens: ongelijke behandeling op grond van het ontbreken van persoonlijke omstandigheden die de studievertraging rechtvaardigen.
schreef:
De Universiteitskrant (RU Groningen 13/9/2016) filosofeert over de mogelijkheden voor gedupeerde studenten om de schade te verhalen.
UPDATE: De verhaalprocedure is in volle gang (DUB 31/1/2017).
schreef:
Vele ten onrechte weggestuurde studenten trachten alsnog hun studie te mogen hervatten (AD 6/4/2017).
UPDATE: Harry van der Molen (CDA) heeft Kamervragen gesteld (20/4/2017).