Op 8 juni bracht de VSNU een persbericht uit, over de studierendementen in de universitaire bachelorfase. Van de studenten die in 2002 met hun studie begonnen, haalt 45,1% in vier jaar het bachelordiploma. Maar er wordt niet bij verteld, dat 8,9% van de aankomende studenten hun studie al na één jaar gestaakt of onderbroken had en dat deze buiten het statistische plaatje zijn gehouden. Het werkelijke studierendement is dus slechts 100 / 108,9 x 45,1% = 41,4%. Ook wordt even buiten beschouwing gelaten dat de officiële cursusduur niet vier maar drie jaar is: om onbegrijpelijke redenen wordt het studierendement na drie verblijfsjaren niet gerapporteerd. Dat zal vermoedelijk onder de 20% liggen. De allerlaagste rendementen worden geboekt in de technische bacheloropleidingen. Maar dat is ook logisch, aldus de VSNU in haar rapportage, want die studies duren in de regel langer. Niet vermeld wordt dat de technische bacheloropleidingen wel een langere masterfase hebben, maar dat de cursusduur van hun bachelorfase gewoon drie jaar is.
Lees verder … (PDF)
Eén reactie op “Gegoochel met cijfers”
schreef:
[…] In mijn vorige blog hekelde ik het gegoochel met cijfers over de studievertraging in het universitaire onderwijs. Maar waarom is de VSNU er zo op gebrand om de prestaties van de universiteiten rooskleuriger voor te stellen dan ze zijn? Waarom is het in haar belang om de schuld van de studievertraging op de luiheid van de (manlijke) studenten te schuiven? Een bericht uit De Volkskrant (29-5-07) werpt ligt op de zaak: de VSNU en de HBO-raad willen dat vertraagde studenten hun lage studie-inzet met een verhoogd collegegeld moeten bekopen: student betaalt bij vertraging. Het CDA daarentegen is van oordeel dat de schuld voor een flink stuk bij de instellingen ligt en dat zij daarom zelf voor de kosten van de studievertraging moeten opdraaien (De Volkskrant 12-6-07): trage student gaat instellingen geld kosten. De universiteiten zijn als een brillenverkoper. Alle brilleglazen zijn van dezelfde sterkte. De politieke discussie gaat over de vraag wie de aanpassing van de brilleglazen moet betalen: de verkoper met zijn eenheidsbrillen of de klant met zijn luie ogen? […]