Op de website van Beter Onderwijs Nederland (18/10/2015) publiceerden Astrid Scholten en Ben Hamerling een artikel over de basisvaardigheden die iedere leerling op de basisschool bij voorrang moet ontwikkelen en optimaliseren om zich te kwalificeren voor het vervolgonderwijs en voor volwaardige participatie aan de samenleving. Hun artikel vormt een bijdrage aan het discours over de doelen van het funderend onderwijs, dat onder andere gevoerd wordt in het kader van het overheidsproject-2032. Zij maken zich zorgen dat de aandacht voor de basisvaardigheden (waaronder Handschriftvorming) wordt weggedrukt door allerlei modieuze onderwijsideeën. Zij constateren dat er in Nederland een zorgwekkend gebrek aan consensus bestaat over de doelen die in het basisonderwijs prioriteit verdienen. Bovendien worden die doelen te weinig gespecificeerd. In het voorlopige advies van het Platform Onderwijs2032 wordt slechts een korte alinea aan de plaats van traditionele basisvaardigheden in het funderend onderwijs besteed: ‘Het aanleren van taal en rekenen (inclusief wiskunde) blijft wat het Platform betreft ook in de toekomst van groot belang. Scholen zullen meer aandacht besteden aan de praktische toepassingen ervan. Leerlingen leren bijvoorbeeld een sollicitatiebrief schrijven, met geld omgaan en grafieken begrijpen. Als het gaat om taalvaardigheid, zijn creatief schrijven, presenteren en met plezier lezen belangrijk. Rekenen en wiskunde bieden leerlingen een basis om logisch te redeneren en om te gaan met getallen, verhoudingen en basale statistiek.’ Scholten & Hamerling verwijzen met weemoed naar de Wet Lager Onderwijs 1920, waarin prioriteit werd gegeven aan vier doelen: Lezen, Schrijven, Rekenen en Nederlandse Taal. Hoe zouden deze en dergelijke prioritaire basisvaardigheden voor onze moderne basisscholen omschreven kunnen worden? Hoewel ik me ter zake niet op geleerde deskundigheid kan beroepen, doe ik in Tabel I een poging.
Lees verder … (PDF)
3 reacties op “Gelijke kansen als toetssteen (III)”
schreef:
Voor de PvdA is de verkiezingscampagne begonnen. Bussemaker vreest grotere kloof arm en rijk (Trouw 28/10/2015). Maar het basisonderwijs laat ze buiten beschouwing. Een gelijkekansenbeleid in het basisonderwijs vereist meer aandacht voor het opheffen van taal- en leerachterstanden, kleinere klassen en dus meer geld van OCW.
schreef:
Welke (prealabele) vragen kun je stellen om na te denken over de nieuwe EIND-termen, vraagt Pedro De Bruijckere (29/10/2015). Mijn vraag betreft dus de TUSSEN-termen, over de aanvankelijke leervoorwaarden die vervuld moeten worden om welke eindtermen dan ook te realiseren. In reactie op Pedro’s blogbericht schreef ik:
Hoe kunnen we het begrip #eindtermen definiëren? Als we uitgaan van Levenslang Leren, dan verwijzen eindtermen naar de beginvoorwaarden die bij de start van fase “n” van de levensloopbaan vervuld moeten zijn. Maar uit dat oogpunt gezien is een minstens zo belangrijke vraag: welke beginvoorwaarden (waaronder leervoorwaarden) moeten vervuld zijn bij de start van fase n minus 1, n minus 2, n minus 3? In het Hollandse discours doet de stelling opgeld dat kinderen al vanaf hun vierde levensjaar Engels moeten leren, hoewel competente beheersing van het Engels pas op zestienjarige leeftijd een serieuze beginvoorwaarde voor volwaardig maatschappelijk functioneren kan worden geacht. Men vergeet de prealabele vraag te stellen welke kritische beginvoorwaarden (waaronder leervoorwaarden), anders dan op het gebied van Engelse taalbeheersing, op zes-, acht- en twaalfjarige leeftijd vervuld moeten zijn.
schreef:
Het is nog veel erger dan ik dacht: 85% van de burgklassers in Almere halen zelfs het F1-niveau nog niet (Telegraaf 4/11/2015). Zie ook CPS 2010.