Columniste Rosanne Hertzberger (NRC 2/6/2012) is het roerend met Ronald Plasterk eens: je moet studenten een financiële bonus geven om hen naar diploma’s te lokken waaraan onze samenleving behoefte heeft. Stel de hoogte van het collegegeld afhankelijk van de maatschappelijke vraag op de arbeidsmarkt. Als opleidingen minder studenten trekken dan de maatschappij nodig heeft, moet je ze lokken met een laag collegegeld. Maar, anders dan Plasterk, wil zij omgekeerd ook een extra hoog collegeld invoeren voor opleidingen die te veel studenten trekken en dus te veel gediplomeerden afleveren. Hertzberger kenschetst dergelijke collegegelddifferentiatie als vriendelijke regulering ‘met de zachte hand’.
Als Hertzberger consequent doorredeneert, zal zij concluderen dat de bestaande numerus fixus bij studies zoals Geneeskunde, Diergeneeskunde en Farmacie moet worden afgeschaft: verhoog liever het collegegeld, netzolang totdat vraag en aanbod van studieplaatsen met elkaar in evenwicht zijn. Want een numerus fixus (limitering van het aantal aangeboden studieplaatsen) is volgens haar onvriendelijke regulering ‘met de harde hand’.
Rosanne heeft de oogkleppen van een rijkeluiskind. Zij vindt het redelijk dat schaarse studieplaatsen tegen een hoog tarief worden aangeboden, ook al zullen minvermogende studenten daardoor achter het net vissen. Dat is volgens haar verre te verkiezen boven een numerus fixus waar vermogende en minvermogende studenten gelijke kansen hebben bij het dingen naar schaarse studieplaatsen.
Ir. Hertzberger wil tekortstudies dus gratis maken en surplusstudies met een collegegeld van 5000 euro belasten. Aan welke studies denkt zij dan? Rechten, (Bedrijfs-)Economie, Communicatiewetenschappen, Psychologie (waaronder organisatiepsychologie of meer in het algemeen: opleidingen tot adviseur, coach, trainer, HRM-specialist), Geesteswetenschappen, Letteren, Kunstonderwijs. Kortom: opleidingen voor studenten die later ‘iets met mensen’ willen, of die een carrière in het management ambiëren. Anders gezegd: studies die opleiden tot werkloosheid of in elk geval tot beroepen waarin slechts gebakken lucht en geen substantiële WAARDE gecreëerd wordt.
Een paar dagen eerder sloeg bedrijfseconoom Ewoud Jansen (NRC 31/5/2012) op dezelfde trom: we moeten die ‘babbelzieke onzinstudies’ extra belasten, studies die analytisch, exact en kwantitatief denken ontberen, studies die geen toegevoegde waarde bieden voor de maatschappij, kansarme studies die meer gericht zijn op zelfontplooiing dan op optimale positionering op de arbeidsmarkt. De onderwijsbekostiging moet zich richten op beroepen die goederen en diensten voortbrengen waaraan we als inwoners van dit land echt iets hebben of die we kunnen verkopen op de wereldmarkt.
Mijn stelling: de overheid moet voor jongeren geen financiële drempels opwerpen waardoor zij ervan weerhouden worden een studie te kiezen die optimaal aansluit bij hun talenten.
De stelling van Hertzberger en Jansen: de overheid mag voor jongeren financiële drempels opwerpen die ertoe bijdragen dat haar tienjarenplan inzake de arbeidsmarktvoorziening gerealiseerd wordt.
De stelling van Plasterk: de overheid mag voor jongeren geen financiële drempels opwerpen maar wel numerus fixus maatregelen nemen om te voorkomen dat het aanbod van gediplomeerden op de arbeidsmarkt te groot wordt in verhouding tot de vraag naar gediplomeerden.