Samira is een bekwame MAVO-docente Economie. Ze gaf les aan een openbare VMBO-school in Utrecht. Maar ze is ook een orthodoxe moslima. Ze is ontslagen omdat ze niet bereid is mannen een hand te geven. Volgens de Commissie Gelijke Behandeling is dat in strijd met de wet: de werkgever bezondigt zich aan indirecte discriminatie op basis van geloofsovertuiging. De Nederlandse politiek viel vervolgens en bloc over de Commissie heen: “we zullen die moslims én die Commissie wel eens mores leren!” Welke mores eigenlijk? Laten we ’t in dit verband eens hebben over de mores van de onderwijsethiek.
Lees verder … (PDF)
Is Samira terecht ontslagen nu ze weigerde mannen de hand te schudden? Die vraag heeft ze aan de Rechtbank voorgelegd en deze heeft onlangs uitspraak gedaan. Jammergenoeg heeft ze geen antwoord op haar vraag gekregen. Het verweer van de school was namelijk dat het ontslag niet zozeer is ingegeven door Samira’s inbreuk op de Nederlandse etiquette maar door de ‘vertrouwensbreuk’ die ontstaan was door de wijze waarop Samira haar nieuwe handelwijze heeft aangekondigd. De ambtenarenrechter vindt dat deze vertrouwensbreuk een voldoende reden is geweest om haar te ontslaan. Het wachten is op een proefproces van een moslim-docente die de rechter een principiële uitspraak weet te ontlokken.
De lerares is op 7/5/2009 in hoger beroep in het ongelijk gesteld: de werkgever mocht haar ontslaan.
Arco Siemons (Wieringa Advocaten 3/2/2011) schrijft een update over handen geven, naar aanleiding van een HvA-docent die zijn vrouwelijke studenten en collega’s geen hand wilde geven. Eerder schreef Siemons over Samira, die haar ontslag bij de hoogste ambtenarenrechter had uitgevochten (13/5/2009, 21/5/2009); zij werd in het ongelijk gesteld omdat haar religieuze belang in dit geval volgens de rechter moet wijken voor het hogere belang van de VMBO-school.
Volgens mij is het nog maar helemaal de vraag of de hoogste rechter tot hetzelfde oordeel zou zijn gekomen als het ging om een WO- of HBO-docent, die immers met meerderjarigen van doen heeft en die niet zozeer een pedagogische opdracht heeft. Vooralsnog zullen we het niet weten, want de HvA-docent heeft een zwakkere casus: hij discrimineerde tussen mannen en vrouwen. Desondanks was het College van Bestuur niet geneigd hem te ontslaan, maar gezien de grote commotie op de werkvloer voelt het College zich inmiddels toch gedwongen een outplacementprocedure te starten die moet uitmonden in ontslag met wederzijds goedvinden.
Overigens laat de minister vandaag in antwoord op PVV-kamervragen over de HvA-kwestie doorschemeren dat zij geneigd is ook in dit geval de redeneerlijn van de Centrale Raad van Beroep te onderschrijven. Daarnaast zet zij in haar antwoord zwaar in op de seksediscriminatie waaraan de HvA-docent zich zou hebben schuldig gemaakt; dat is naar mijn bescheiden mening pure flauwekul (ik wacht met spanning op het eerste vonnis ten gunste van die man die zich gediscrimineerd voelt omdat zijn mannelijke collega’s niet bereid zijn hem op de nieuwjaarsborrel te zoenen, terwijl ze zich daaraan tegenover de vrouwelijke collega’s wel te buiten gaan).
Bart Voorzanger geeft commentaar op een recent vonnis van het Haagse gerechtshof (Republiek Allochtonië 11/4/2012).