Herkansingen in Utrecht (III)

/

In vergelijking met de wettelijke regels, vastgelegd in de WHW, hanteert de Universiteit Utrecht (UU) een zeer restrictieve herkansingsregeling. De WHW schrijft namelijk voor dat de faculteiten in hun onderwijs- en examenregeling (OER) bepalen hoeveel keer per jaar een tentamen door een student mag worden afgelegd (artikel 7.13, lid 2j). Maar in de Utrechtse regelingen geldt in principe dat een tentamen niet meer dan één keer per academisch jaar mag worden afgelegd. Herkansingen worden dus in principe niet toegestaan. In plaats daarvan kent men het verlengde tentamen: slechts diegenen die binnen de cursus (onderwijseenheid) aan de gestelde inspanningsverplichtingen hebben voldaan én minimaal een vier (als eindcijfer op een tienpuntsschaal) hebben gescoord, mogen door deel­name aan het verlengde tentamen aantonen dat ze alsnog aan de tentameneisen voldoen. Wie deze drievoudige horde niet weet te nemen, moet de cursus (onderwijseenheid) volgend jaar opnieuw doorlopen.
Januari 2025 heeft de studentengeleding uit de Universiteitsraad wederom laten weten dat zij deze Utrechtse herkansingsregeling onredelijk vindt (DUB 14/1/2025). Zij draagt daartoe ettelijke argu­menten aan, maar één argument laat zij ongenoemd. Namelijk dat deze draconische her­kansings­regeling onverenigbaar is met de uitgangspunten van de selectieve propedeuse.
Wie (bovenop de eventuele vrijstellingen) minder dan 45 van de zestig studiepunten van het selectieve propedeusejaar haalt, die wordt uit de Utrechtse opleiding verwijderd. Zo’n opzet van het Bindend StudieAdvies (BSA) is wettelijk toegestaan mits de faculteit “zorgt voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede studievoortgang zijn gewaarborgd” (artikel 7.8b lid 3 WHW). Aan wat voor soort voorzieningen moeten we dan denken? Deze wettelijke bepaling stoelt op het uitgangspunt dat iedere student een eerlijke kans moet krijgen om de individuele studielast (uitgedrukt in benodigde studie-uren) te verzetten die gemoeid is met het behalen van de gestelde BSA-norm. Daartoe moet men studenten de mogelijkheid geven hun studiebelasting te optimaliseren door hun individuele studielast optimaal te spreiden over het propedeutische jaar (gerekend vanaf 1 september tot aan de datum van het Bindend StudieAdvies). Studenten moeten dus de mogelijkheid krijgen om, niet gehinderd door de knellende voorwaarden van de verlengde tentaminering, sommige cursussen (onderwijseenheden) pas later in het studiejaar af te ronden. Ergo: in het licht van de wettelijke eis aangaande de studeerbaarheid van het selectieve propedeuseprogramma, is de draconische her­kansings­regeling van de Universiteit Utrecht niet verenigbaar met de stevige BSA-norm (45 punten) die door haar gehanteerd wordt.

Wil je reageren op dit blogbericht? Schrijf dan een reactie op je eigen site en stuur een trackback naar https://onderwijsethiek.nl/onderwijs/herkansingen-in-utrecht-iii/trackback/ of stuur je reactie per e-mail en vermeld daarbij de permalink van ons bericht (HTML-codes zijn toegestaan).