In 2010 is de Wet Versterking Besturing ingevoerd. Door de introductie van artikel 7.42a WHW heeft zij universiteiten en hogescholen de bevoegdheid gegeven studenten heen te zenden op grond van gedragingen of uitlatingen waarmee ze blijk geven van beroepsongeschiktheid of ongeschiktheid voor de praktische beroepsvoorbereiding (tabel 1). Daarnaast strekt het tuchtrecht van universiteiten en hogescholen zich tot twee andere misdragingen van studenten uit: examenfraude (7.12b lid 2 WHW) en overlast (7.57h WHW).
De faculteiten Geneeskunde ervaren de grenzen van artikel 7.42a, zoals getrokken door de wetgever, als een keurslijf. Zij willen zelf bepalen op grond van welke criteria studenten wegens vermeende beroepsongeschiktheid kunnen worden geweigerd of heengezonden en ze zijn zelfs geneigd om de grenzen van de wet op te zoeken om bij de rechter rekkelijker jurisprudentie uit te lokken. Zie bijvoorbeeld Timmermans (2023) en Harbers (2022) [en de tegenwerpingen van Dijkgraaf (2022)]. In deze case study worden drie supplementaire maatregelen behandeld die door één van de geneeskundefaculteiten in den lande zijn geïntroduceerd om de grenzen van artikel 7.42a op te rekken:
- (SM1) ongelijke behandeling ten nadele van studenten met een functiebeperking;
- (SM2) criminalisering van lichte misdragingen; en
- (SM3) tussentijdse opschorting van onderwijs- en examenrechten.
Achtereenvolgens passeren de revue: het Protocol Iudicium Abeundi (Bonke & Van Luijk 2010), een Rotterdams pleidooi voor selectie aan de poort (Beerthuizen & Bonke (2017), en de Onderwijs- en Examenregeling van de Rotterdamse faculteit Geneeskunde (2022-2023). In een naschrift wordt de dramatische casus van Fouad L. aangestipt, die (naar verluidt) behept is met een stoornis in het autistisch spectrum en die van 2013 tot 2023 Geneeskunde gestudeerd heeft aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam.
Lees verder … (PDF)
Eén reactie op “Het iudicium abeundi: de grenzen van artikel 7.42a WHW”
schreef:
Twee aantekeningen bij § III:
Wat de aanhef van § III en van tabel 3 betreft: In de beide Onderwijs- en Examenregelingen voor 2023-2024 is §9 geschrapt en is artikel 9.2 vernummerd tot artikel 6.4. De tekst van Bijlage 5 is nagenoeg ongewijzigd gebleven.
Wat de weigering van het masterdiploma betreft: De examencommissie behoort zich te onthouden van een oordeel over beroepsongeschiktheid wegens een strafblad voor een misdrijf dat niet in de hoedanigheid van student is gepleegd (want dat oordeel is voorbehouden aan de faculteitsdecaan). Met haar beslissing om Fouad wegens diens strafblad het diploma te weigeren, heeft de commissie zich dus in elk geval schuldig gemaakt aan het discrimineren van studenten met een strafblad (maar volgens mij was een 7.42a-procedure toch al kansloos omdat student Fouad reeds alle 180 studiepunten op zak had).