Op 10 juli heeft de bestuursrechter in laatste instantie gevonnist dat het Rotterdamse universiteitsbestuur een masterstudent Orthopedagogiek uit de opleiding heeft mogen verwijderen wegens onprofessionele gedragingen, gepleegd in de hoedanigheid van student. Dat wordt bericht door het Hoger Onderwijs Persbureau (Erasmus Magazine 31/7/2024). Vervolgens wordt door de HOP-auteur uitgeweid over twee eerdere casussen die betrekking zouden hebben gehad op heenzending ex artikel 7.42a WHW wegens onprofessionele gedragingen (waarmee blijk wordt gegeven van ongeschiktheid voor de praktische beroepsuitoefening of voor de praktische voorbereiding daarop). Maar de auteur vergeet dat de recente casus betrekking heeft op onprofessionele gedragingen gepleegd in de hoedanigheid van student. Alleen onder die voorwaarde kunnen studenten of aspirant-studenten op basis van artikel 7.42a worden heengezonden. In de beide eerdere casussen is aan die voorwaarde niet voldaan:
a) De casus van de Erasmusschutter. Het speciale studiedossier van de hoogbegaafde geneeskundestudent Fouad L. betrof zijn vermeende functiebeperking in het autistisch spectrum. Hij heeft zich, naar eigen zeggen, in het kader van zijn studie niet schuldig gemaakt aan onprofessionele gedragingen. Maar toen hij zijn masteropleiding had afgerond, werd hem het diploma ontzegd op grond van een miniem strafblad (40 uur taakstraf wegens dierenmishandeling); en deze misdraging was niet gepleegd in de hoedanigheid van student. Ten gevolge van die ontzegging van het diploma geraakte de student in een meltdown die tot een drievoudig moorddrama leidde.
b) De pedofiele aspirant-student Orthopedagogiek. De tweede casus betrof een pedofiele student die bestuurslid was van een vereniging die liberalisering van de leeftijdsgrens bepleitte. Wegens zijn openlijk beleden geaardheid werd hij geweigerd voor de opleiding Orthopedagogiek (en dus niet op grond van een vermeend strafblad, dat minister Plasterk erbij verzonnen had). Afgemeten aan wetsartikel 7.42a (dat toen nog niet was ingevoerd) hebben de CBHO-rechters driedubbel gedwaald: b1) een afwijkende seksuele geaardheid behoort niet tot de onprofessionele gedragingen; b2) uit deze afwijkende seksuele geaardheid mag men niet zomaar concluderen dat daaruit strafbare pedoseksuele gedragingen zullen voortvloeien; en b3) pedoseksuele gedragingen, indien gepleegd anders dan in de hoedanigheid van student, zouden sowieso buiten het bedoelde bereik van dit wetsartikel vallen.
c) Naschrift ad a) en b). Het druist tegen de bedoelingen van de wetgever in als men artikel 7.42a misbruikt om de toegang tot een opleiding of beroep te blokkeren op grond van (reële of vermeende) strafrechtelijke gegevens die niet betrekking hebben op gedragingen gepleegd in de hoedanigheid van student. Als men wil voorkomen dat patiënten of cliënten aan criminele gevaren worden blootgesteld, is er in dat geval een betere optie: stel als toegangsvoorwaarde dat de aspirant-student (c.q. aspirant-professional) een justitiële Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) overlegt.