In mijn vorige blogbericht noemde ik negen factoren die spieken in de hand werken. Eén van de factoren is: onvoldoende surveillance. In dit verband stel ik de Eerste Wet van Wes voor. Bij gelijkblijvende surveillance (één surveillant per groep) zal de gemiddelde spiekfrequentie per leerling toenemen naarmate men de groep groter maakt.
De aanleiding tot mijn analyse was de BNN-serie De School, waarin het wijdverbreide spiekgedrag van havo-4 leerlingen gefilmd en besproken werd. Uit een recent landelijk onderzoek van Capgemini blijkt dat het gemiddelde aantal leerlingen per havoklas inmiddels gestegen is naar 27, terwijl zelfs een leerlingental van 32 nog acceptabel geacht wordt. Maar bij sommige bovenbouwvakken (zoals Economie, Aardrijkskunde en Duits) is een groepsgrootte tot 33 havisten schering en inslag.
Het Ministerie van Onderwijs stelt dat een havoklas van 32 leerlingen niet slechter hoeft te presteren dan een klas van -zeg- 24 leerlingen. Op grond van de Eerste Wet van Wes kunnen we die stelling met een grimlach onderschrijven. Ten gevolge van onvoldoende surveillance hebben leerlingen in een klas van 32 méér gelegenheid tot spieken dan in een klas van 24. Dankzij al dat gespiek zullen de gemeten toetsprestaties in zo’n overbevolkte klas gemiddeld niet slechter zijn dan die in een kleinere klas waar minder gespiekt wordt.
Eén reactie op “Hoe voorkom je spieken? (II)”
schreef:
Maar misschien bent u ook nieuwsgierig naar de Tweede Wet van Wes. Deze luidt: bij gelijkblijvende surveillance (één surveillant per groep) zal de gemiddelde spiekfrequentie per leerling toenemen naarmate er met de toets higher stakes op het spel staan voor de leerlingen. Voorbeelden van High-Stakes Testing: een toets waarvoor geen herkansing geboden wordt, een toets die dubbel meetelt voor het eindrapport, een toets die meetelt voor het schoolexamen, etcetera.