Inspectie: zijn onze opleidingen studeerbaar?

De Onderwijsinspectie heeft in 2008 onderzoek gedaan naar de oorzaken van studieuitval en -vertraging in het hoger onderwijs. Vorige week is haar rapport door het Ministerie vrijgegeven. Als een van de belangrijke oorzaken noemt de Inspectie ‘dat studenten het tempo en het niveau niet kunnen bijbenen’ (pp.7, 79). Gewoonlijk wordt dat toegeschreven aan ongeschiktheid van de student of aan zijn/haar gebrek aan studie-inzet. Maar de Inspectie zet daar vraagtekens bij (p.55): ‘Het lijkt erop dat tijdens de accreditatieprocedure opleidingen met een zwaar programma (…) kunnen rekenen op een positieve beoordeling. Hier ligt dan de nadruk op (internationale) excellentie, zonder dat er een relatie wordt gelegd met studeerbaarheid en uitvalcijfers.’ De Inspectie heeft dus sterk de indruk dat de studeerbaarheid soms wordt opge­offerd om gediplomeerden van zo hoog mogelijk niveau af te leveren. Eerstejaarsstudenten zijn helemaal aan de wilde beesten overgeleverd (p.58): ‘de inspectie constateert (…) dat elke maatstaf om opleidingen op hun prestaties in het eerste bachelorjaar te beoordelen, momenteel ontbreekt.’ Op papier bestaat die maatstaf wel, want de wetgever heeft ooit bedoeld dat de gemiddelde aankomende student van een opleiding (de 50e uit 100) in één jaar voor de propedeuse moet kunnen slagen als hij/zij 42 goedbestede weken (60×28 uur) in de gekozen studie investeert. ‘Rode draad is echter (…) dat (instellingen en opleidingen) zich niet wil(len) committeren aan streefcijfers voor een propedeuse­rendement’ (p.57). Als zij streefcijfers stellen, dan betreft dat het postpropedeutisch rendement. De VSNU richt zich bijvoorbeeld op de slaagpercentages van de VWO-instromers die zich na één jaar herinschrijven voor dezelfde W.O.-opleiding (p.57): hoeveel procent van hen haalt het beoogde bachelordiploma met maximaal één jaar studievertraging?
De Inspectie constateert dat het Ministerie beleidsimpulsen geeft om de uitval in de postpropedeuse te reduceren (p.11). Maar de landsbestuurders en politici doen niets om de uitval in de propedeuse en de studievertraging in de bachelor­opleiding te beteugelen. De NVAO verlangt slechts dat het studierendement van een opleiding niet tezeer achterblijft bij dat van de zusteropleidingen in den lande; door het ontbreken van absolute rendementsnormen, dreigen opleidingen in een gezapige ‘comfortzone’ te blijven steken (p.58).
Wat vindt de Inspectie dat er moet gebeuren? In haar aanbevelingen (p.82-84) blijft zij zo abstract dat er geen haan naar zal kraaien. Het wachten is op een minister die een concrete, uitdagende rendementsnorm durft te stellen. Bijvoorbeeld: wij beschouwen een universitaire bacheloropleiding pas studeerbaar als minimaal 40% van de rechtstreekse aansluiters uit het VWO in of binnen de driejarige cursusduur het beoogde diploma blijkt te halen.

Eén reactie op “Inspectie: zijn onze opleidingen studeerbaar?”