De Wet op het Hoger Onderwijs (art. 7.13) bepaalt dat studenten hun gemaakte en beoordeelde tentamenwerk achteraf mogen inzien, en dat ze bovendien achteraf kennis mogen nemen van de gestelde tentamenvragen en van het gehanteerde beoordelingsvoorschrift. Ze moeten namelijk kunnen controleren of de tentaminator zijn taak behoorlijk heeft uitgevoerd. Voor hen staan er immers grote belangen op het spel. Het dagblad Spits (30/11/2010) berichtte dat sommige faculteiten daarvoor twee tot tien kwartjes per tentamen in rekening brengen. De SP heeft hieromtrent schriftelijke kamervragen gesteld, die onlangs door de staatssecretaris zijn beantwoord. Volgens OCW behoort de inzage kosteloos te zijn, maar mogen er wel reproductiekosten in rekening worden gebracht.
Mijnheer de staatssecretaris, zou u uw antwoord nog een beetje willen verduidelijken? Vindt u dus dat studenten niets verschuldigd zijn als ze alleen maar kennis willen nemen van het gemaakte en beoordeelde werk, van de tentamenvragen en van het beoordelingsvoorschrift, en dat ze pas hoeven te betalen als ze een kopie van de ter inzage gekregen documenten mee naar huis willen nemen? Of mag de faculteit naar uw oordeel zonder meer alle reproductiekosten in rekening brengen die zij met het oog op de inzagesessie heeft moeten maken, ook al heeft de student geen behoefte die kopieën mee naar huis te nemen? Als een kamerlid vragen stelt, moet u die ook met de nodige precisie beantwoorden. Maar, toegegeven, ook de formulering van de kamervragen had preciezer gekund.
Eén reactie op “Inzagerecht tentamens”
schreef:
Het is trouwens sympathiek dat de staatssecretaris zich bereid toont op te treden tegen faculteiten die ten onrechte geld vragen. Niks geen Besturen op Afstand of Beleidsruimte voor het Middenveld. Niks geen uitvluchten over rechtsgeldige besluiten die met inspraak van de lokale medezeggenschapsorganen tot stand zijn gekomen. Gewoon vierkante Haagse rechtsbescherming ten gunste van de student.