De universitaire bachelorfase duurt officieel drie jaar. Hoeveel studenten doen er langer dan vier jaar over? In de rendementsstatistieken van de VSNU wordt niet gekeken naar alle eerstejaarsstudenten in het WO maar naar een deelpopulatie daaruit: de rechtstreekse instromers uit het VWO die niet eerder hoger onderwijs volgden. Als men van deze deelpopulatie (instroomcohort 2002) uitgaat, heeft slechts 41% in of binnen vier jaar een universitair bachelordiploma behaald, al dan niet na omzwaaien binnen het WO. Van genoemde deelpopulatie was 18% in of binnen vier jaar onverrichterzake uit het WO vertrokken, waaronder 11% naar het HBO. De resterende 41% behoorde dus tot de echte langstudeerders: ze trachtten op enig moment na de start van hun vijfde verblijfsjaar alsnog een universitair bachelordiploma te behalen of ze vertrokken tijdens (dan wel op enig moment na) dat verblijfsjaar onverrichterzake uit het WO. [Bron: VSNU Nulmeting 2007].
De VSNU kijkt echter liever naar een geselecteerde deelpopulatie: de rechtstreekse instromers uit het VWO die niet eerder hoger onderwijs volgden en die ook na het eerste verblijfsjaar in het WO bleven. Als men van deze geselecteerde deelpopulatie (instroomcohort 2002) uitgaat, behaalde 45% in of binnen vier jaar een universitair bachelordiploma (gerekend vanaf hun instroom in het WO), al dan niet na omzwaaien binnen het WO.
Lees verder … (PDF)
Eén reactie op “Langstudeerders in het WO”
schreef:
Volgens de meerjarenafspraak luidt de ambitie: ‘in 2014 rondt meer dan 70 % van de studenten (herinschrijving na eerste bachelorjaar) de bacheloropleiding in vier jaar af. Het bachelorprogramma moet in drie jaar te halen zijn, maar extra studentactiviteiten (buitenlandervaring of stage) kunnen ertoe leiden dat een extra jaar noodzakelijk is.’ Deze misleidende formulering noodt tot de interpretatie: 100% = de eerstejaars die opleiding X binnenkomen en zich aldaar ook herinschrijven voor een tweede verblijfsjaar. Die interpretatie wordt ook gehanteerd door de voorstanders van de collegegeldtoeslag voor langstudeerders. Zie bijvoorbeeld Janneke Gerards c.s. (Volkskrant 23/12/2010): ‘Dat studenten daardoor geen tijd meer zouden hebben om zich op allerlei belangrijke punten te ontwikkelen, is niet vanzelfsprekend. Gemiddeld besteden studenten – ook succesvolle – beslist geen 40 uur per week aan hun studie (…). De bachelorprogramma’s laten dus voldoende tijd over voor andere activiteiten. Bovendien geven de huidige kabinetsvoornemens de studenten een heel jaar (!) de tijd voor extra-curriculaire vormingsactiviteiten.’ Ik help ’t ze hopen, maar naar mijn stellige interpretatie houden de huidige kabinetsvoornemens (evenals de eerdere meerjarenafspraak) in dat het uitloopjaar tevens bedoeld is om het tijdverlies voor omzwaaiers op te vangen.