Hieronder poneer ik vier stellingen over leermiddelenbeleid, in aansluiting op een eerdere terminologische notitie en een recent blogbericht over ‘the 4th domain of Educational Objectives’.
1. Initiële versus remedial leermiddelen. Het spreekt vanzelf dat een onderwijsinstelling ervoor moet zorgen dat de toegelaten leerlingen of studenten vanuit de opleiding de juiste leermiddelen krijgen aangereikt om de gestelde leerdoelen te bereiken (of dat ze te horen krijgen welke leermiddelen ze zelf moeten aanschaffen). Gewoonlijk zijn die (schriftelijke of digitale leermiddelen) afgestemd op diegenen die nog niet eerder met de desbetreffende stof geconfronteerd zijn. We noemen dat de initiële leermiddelen. En het kan dus zijn dat die versie ongeschikt is voor het leren van herhaalstof ten behoeve van repetities, herkansingen of opfriscursussen. Men kan dat opvangen door herhaal- of opfriscursussen aan te bieden waarin een aangepaste didactiek wordt toegepast. Maar het valt te overwegen daartoe ook aangepaste (schriftelijke of digitale) remedial leermiddelen te ontwikkelen.
2. Leermiddelen in enge of in ruime in? Als men van leermiddelen spreekt, denkt men primair aan leermiddelen die in ‘opleidingen before the job’ c.q. ‘trainingen off the job’ worden ingezet. Het is niet ongebruikelijk dat dergelijke leermiddelen in eigendom van de school blijven en dat ze uitgeleend c.q. verhuurd worden aan de leerling/student. En als ze worden aangeschaft door de leerlingen/studenten zelf, dan kunnen ze die ook afdanken zodra de opleiding of training is afgerond. Het ware evenwel gewenst dat de onderwijsinstelling zich afvraagt of er naast deze leermiddelen-in-enge-zin (middelen met behulp waarvan geleerd wordt), ook leermiddelen-in-ruime zin moeten worden onderscheiden: atlassen, handboeken, repertoria, naslagmiddelen (zoals woordenboeken), stap-voor-stap handleidingen, et cetera. Leerlingen/studenten moeten deze, thuis dan wel ‘on the job’, tot hun beschikking houden om hun studie-, beroeps- en levenstaken adequaat te kunnen uitvoeren. De functie van deze ‘leermiddelen-in-ruime-zin’ is niet zozeer dat met behulp daarvan leeruitkomsten worden opgeslagen in het geheugen van de betrokkenen, maar dat ze deze “op de externe harde schijf” bij de hand houden om deze naar behoefte te raadplegen. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat ze leren welke resources ze beschikbaar moeten houden en hoe ze deze efficiënt kunnen gebruiken.
3. Fysieke inductiemiddelen. Onderwijsinstellingen kunnen in dit geval dus van leermiddelen-in-ruime-zin spreken. Wanneer ze zichzelf als educatieve of opleidingsinstelling beschouwen, kunnen ze ook van “overige educatieve middelen” spreken. En bezien vanuit het ontvangende beroepsveld, zou men van “inductiemiddelen” kunnen spreken: het gaat immers om de bewerktuiging van de aankomende beroepsbeoefenaars. Daarbij hoeft men niet alleen te denken aan de boeken en digitale bestanden waartoe zij permanent toegang moeten hebben. Want men kan tevens met het afnemende veld overleggen welke fysieke objecten de aankomende beroepsbeoefenaars zoal in hun persoonlijke gereedschapstas of timmermanskist moeten hebben zitten: een laptop? met welke programmatuur? een mobieltje? een passerdoos? beroepskleding? et cetera.
4. Overige inductiemiddelen. In beroepsopleidingen zijn ook nog andere inductiemiddelen in gebruik, maar die worden slechts tot op zekere hoogte tot het leermiddelenbeleid gerekend. Men denke bijvoorbeeld aan de afstudeerstage. Daarin worden niet alleen de beroepscompetenties naar een hoger niveau gebracht, maar beoogt men tevens de aanstaande beroepsbeoefenaar het nodige duwtje in de rug te geven om in het diepe te springen en aan de slag te gaan. Verder kan men denken aan het lintvak Loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB). Weliswaar wordt in die leergang veel geleerd, maar de beoogde uitkomst is in de eerste plaats dat de aanstaande beroepsbeoefenaars doelen en plannen opstellen voor hun beroepsloopbaan, en dat ze sollicitaties ondernemen en relaties aangaan die van belang zijn voor hun functioneren in het toekomstige beroep.