MBO: tekort aan stageplaatsen

Gesteld: je volgt een vierjarige, voltijdse mbo-opleiding tot schoonheidsspecialiste bij de School voor Uiterlijke Verzorging van een ROC. Maar in de loop van de opleiding wordt het duidelijk dat er nauwelijks stageplaatsen te vinden zijn. Al je sollicitatiepogingen lopen op niets uit. Je roept de hulp van het Stagebureau van de school in, maar dat biedt geen soelaas: je wordt op de wachtlijst gezet en je bent nog lang niet aan de beurt. Tegen het eind van het derde studie­jaar krijg je een briefje dat je wordt uitgeschreven uit de opleiding omdat je nog steeds niet met je stage begonnen bent. Kan dat nou zomaar?
Ja, zegt de minister in antwoord op kamervragen (10/4/2012, blz.5): de school heeft een inspanningsverplichting om te helpen zoeken naar een stageplaats, maar ‘als er desondanks geen stageplaats [wordt gevonden] om de opleiding af te ronden, zal de student de opleiding moeten beëindigen.’
In het algemeen bestaat er op dit moment binnen het mbo nog geen structureel tekort aan stageplaatsen, stelde het ministerie in antwoord op eerdere kamervragen (2/4/2012). In een studenten-enquête van de Socialistische Partij rapporteert 10% van de voltijdse mbo-respondenten echter dat er soms geen stageplekken te vinden zijn voor hun opleiding. En wat de populaire mbo4-opleiding tot schoonheidsspecialiste betreft, bericht de SBB-barometer (maart 2012, blz.4) dat het vinden van een stageplaats echt wel ‘moeizaam’ genoemd moet worden. In de kamerbrief Aanbod van MBO-opleidingen (2/4/2012, blz.7-8) wordt aangekondigd dat het ministerie wil laten onderzoeken of populaire opleidingen in sommige mbo-sectoren, qua aantal locaties in den lande, gelimiteerd moeten worden om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt met elkaar in evenwicht te brengen. Ook constateert het ministerie met instemming dat sommige onderwijsinstellingen uit eigen beweging gebruik maken van hun bevoegdheid de instroom tot populaire opleidingen te beperken.
Dit alles gezegd zijnde, moeten we terug naar onze beginvraag: is een mbo-opleiding gerech­tigd eenmaal toegelaten studenten zonder diploma heen te zenden wegens een gebrek aan stageplaatsen?
Lees verder … (PDF)

10 reacties op “MBO: tekort aan stageplaatsen”

  1. Volgens het BPV-protocol Uiterlijke Verzorging 2011 is het landelijke Kenniscentrum KOC verantwoordelijk voor het werven van ‘voldoende BPV-plaatsen (rekening houdend met de regionale arbeidsmarkt- en stagemarktperspectieven)’. Mogelijke vacatures voor stageplaatsen worden door het KOC gepubliceerd op Stagemarkt.nl.
    Op de COLO-site Kans op stage werd jaarlijks een trendrapport en een opleidingsspecifieke prognose gepubliceerd. In 2011 werd de kans op het vinden van een stage voor schoonheidsspecialisten in het lang MBO matig en in de regio-Oost zelfs gering genoemd. Met ingang van 2012 zijn de taken van COLO overgenomen door de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), die ook een geïntegreerde voorlichtings­site over de kansen op stages en werk gaat opzetten.

  2. Maar competentiegerichte mbo-opleidingen kunnen zich natuurlijk overal onderuit wurmen, als ze kwaad willen. In de sectie Leren, Loopbaan en Burgerschap (blz.8) van het kwalificatiedossier staat immers dat gediplomeerden competenties moeten hebben op het gebied van loopbaansturing en solliciteren. Een sofistische redenering is dan gauw gevonden: wie geen stage kan vinden, ontbeert deze competenties en moet dus wegens kennelijke beroepsongeschiktheid worden heengezonden.

  3. In de derde (cursieve) alinea van mijn bericht heb ik wat context trachten te geven aan het standpunt van het ministerie. Maar daarbij vergat ik een belangrijke beleidslijn: de cursusduur van de meeste mbo4-opleidingen wordt teruggebracht naar drie jaar (kamer­brief 28/11/2011). Dat is niet alleen een bezuiniging op het OCW-budget en een impuls tot verhoging van de arbeidspartici­patie van jongeren: het verlaagt ook de vraag naar stageplaatsen. Studenten kunnen immers niet meer in vier jaar worden opgeleid tot allround schoonheidsspecialiste, maar moeten genoegen nemen met een driejarige opleiding en vermoedelijk dus met een kortere stageperiode.

  4. Voltijdse mbo-opleidingen (BOL) moeten volgens de wetgever minimaal 20% en maximaal 60% van de tijd als stage (BPV) programmeren. Als er te weinig stageplaatsen voor de toegelaten studenten voorhanden zijn, moet men (dunkt mij) overwegen hetzij het aantal toegelaten studenten dan wel het BPV-percentage te reduceren. Zolang het BPV-percentage boven de 20% ligt, kan men zich niet op overmacht beroepen om heenzending wegens gebrek aan stageplaaten te rechtvaardigen. Anders gezegd: in dat geval behoort men de stageloze studenten (als ze eenmaal zijn toegelaten) vervangende taken op school aan te bieden.
    UPDATE: Deze beleidslijn (reductie van het BPV-percentage) werd bijvoorbeeld eertijds gekozen door de School voor Uiterlijke Verzorging van ROC-Eindhoven, zo blijkt uit een rapport van de Onderwijsinspectie (28/10/2005, p.98): in verband met de beperkte beschikbaarheid van BPV-plaatsen heeft de ‘School (…) een minimaal deel van het programma in de beroepspraktijkvorming gesitueerd.’

  5. De BPV-monitor-2011 (p.103) rapporteert dat volgens 36% van de geënquêteerde instituutsbegeleiders de discrepantie tussen vraag en aanbod van stageplaatsen een ernstig knelpunt is. ‘Verschillende geïnterviewde vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen geven aan dat een belangrijk aandachtspunt het gebrek aan bpv-plaatsen is. Volgens hen is het belangrijk dat de kenniscentra meer investeren in het stimuleren van potentiële leerbedrijven om bpv-plaatsen aan te bieden. Een vertegenwoordiger van een kenniscentrum geeft [echter] aan: Daar waar we hebben laten zien dat we voor meer bpv-plaatsen of opleidingstrajecten kunnen zorgen, gaat [de samenwerking met de onderwijsinstellingen] goed. Daar waar het gevoel is dat [het kenniscentrum] en het ROC op hetzelfde gebied opereren, gaat het stroef. De grootste wrijving in de bpv zit in de planning of periodisering van de bpv: vaak gaan alle leerlingen tegelijk naar de bpv-plaatsen, bijvoorbeeld allemaal starten in november. Vervolgens zijn er onvoldoende plaatsen tijdens die periode en de periode erna onvoldoende leerlingen om alle plaatsen te vullen.’ (p.92)

  6. Onderwijsraad (december 2009): de economische crisis kan enerzijds leiden tot een geringere economische bedrijvigheid (en dus een geringer aanbod van stageplaatsen) en anderzijds tot uitstel van toetreding tot de arbeidsmarkt (en dus een grotere onderwijs­vraag en een grotere vraag naar stageplaatsen).

  7. Ik heb geen uitspraken van de landelijke klachtencommissie BVE kunnen vinden over verwijdering uit de opleiding op grond van een tekort aan stageplaatsen. Wel vond ik op Rechtenforum.nl (16/10/2008) een incident daaromtrent. De Amsterdamse Onderwijs Consumenten Organisatie (OCO) adviseert de onderwijsovereenkomst met de mbo-opleiding niet te tekenen als er de clausule in staat dat je van school wordt gestuurd als zij geen stageplek voor jou kan vinden (zie ook eindnoot 8 van mijn blogbericht). De Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs (JOB) noemt wel als mogelijke grond dat je teveel studievertraging hebt opgelopen, waarbij men echter rekening moet houden met eventuele overmacht. De opleiding moet zich daarbij houden aan de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB), maar dat is voer voor juristen.
    UPDATE: In het handboek Selectie bij toegang tot het onderwijs, een juridische studie over toelating en verwijdering van onderwijsdeelnemers per thema en per onderwijssector (Kluwer 2009, P.W.A. Huisman & P.J.J. Zoontjens eds.) is ook niets te vinden over verwijdering op grond van gebrek aan stageplaatsen.