Meertaligheid op de basisschool (II)

/

Sinds april 2014 werkt taalwetenschapper Karijn Helsloot bij de Hogeschool Windesheim aan de vormgeving en coördinatie van een Centrum voor Meertaligheid, zo meldt zij op haar LinkedIn-account. Onlangs stuurde ze, samen met collega-taalwetenschapper Gerrit Jan Kootstra, een manifest de wereld in, ondertekend door 43 medestanders (30/11/2015a, 30/11/2013b): zij bepleiten dat in de lerarenopleidingen méér aandacht besteed wordt aan de thuistaal van NT2-sprekers, en dat daartoe een landelijk Platform Meertaligheid wordt opgericht. De oproep is vervolgens geplaatst in het dagblad Trouw (7/12/2015).
Volgens de opstellers van het manifest moet aan de thuistaal van iedere NT2-leerling een plek worden gegeven in het onderwijs. Iedere scholier, dus ook de NT2-spreker moet in de gelegenheid worden gesteld zijn of haar moedertaal in te zetten om zich optimaal te ontwikkelen: vreemde talen mogen in de klas, de eigen taal helpt in de klas, de thuistaal telt in de klas. Verder tonen de auteurs zich teleurgesteld dat de stuurgroep Onderwijs2032 enerzijds alle kinderen vanaf de kleuterschool Engels wil laten leren maar dat zij anderzijds geen enkel belang hecht aan het onderhouden en verder-ontwikkelen van de thuistaal van NT2-sprekers (tenzij die thuistaal Engels of Fries is). Het Nederlandse taalbeleid is vooral gericht op assimilatie van de kinderen van allochtonen (zoals Marokkaanse en Turkse Nederlanders), asielzoekers (zoals Syriërs en Somaliërs) en arbeidsmigranten (zoals Polen en Roemenen): hun anderstaligheid wordt eerder als een handicap dan als een stukje persoonlijk kapitaal beschouwd.
In de traditionele NT2-didactiek hanteerde men als uitgangspunt dat leerlingen als een onbeschreven blad op school komen, net zoals baby’s als een onbeschreven blad op de wereld komen. Zij leren Nederlands volgens de infantiele onderdompelingsmethode. In de moderne meertaligheidsdidactiek wordt de onderdompelingsmethode niet afgezworen, maar daarbij onderkent men dat beheersing van de moedertaal een waardevolle basis vormt voor het aanleren van een nieuwe taal en dat het leerproces voor­spoediger verloopt als leerlingen gestimuleerd worden verbindingen te leggen met hun moedertaal.
De voorvechters van deze meertaligheidsdidactiek laten zich ook door pedagogische argumenten leiden. Het is essentieel voor het gevoel van eigenwaarde van NT2-leerlingen dat ze zich niet hoeven te schamen voor hun allochtone roots. De school moet uit­dragen dat ze trots mogen zijn op de taal en cultuur van hun ouders, dat ze hun moedertaal niet hoeven weg te stoppen, maar dat meertaligheid juist nastrevenswaardig wordt geacht in Nederland.

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.

3 reacties op “Meertaligheid op de basisschool (II)”

  1. Sinds 2004 krijgen basisscholen geen overheidssubsidie meer voor naschoolse lessen in allochtone levende talen (OALT). En in 2015 heeft de wetgever bepaald dat basisscholen (naast Nederlands en Fries) alleen Engels, Duits en Frans als voertaal mogen gebruiken. In 2012 zou de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) in opdracht van OCW een studie ‘Vanzelfsprekend meertalig’ publiceren maar ik heb dat rapport nergens kunnen vinden. In het Tijdschrift Taal (2012) verscheen wel een samenvatting van het eerste deel, maar van het tweede deel ontbreekt elk spoor.

  2. Eerder schreef ik over cultureel sensitief leraarschap in kleurrijke scholen.

  3. […] Meertaligheid op de basisschool (III) […]