Vorige week heeft minister Asscher in een Kamerbrief aangekondigd dat er een wetsvoorstel wordt ingediend om het wettelijk minimumloon uit te breiden tot de leeftijdsgroep van 22- en 21-jarigen en het minimumjeugdloon voor 20- t/m 18-jarigen te verhogen. Hiermee wordt, meer dan tot nu toe, recht gedaan aan het principe dat gelijke arbeidsprestaties gelijk beloond worden. Dat is niet alleen een kwestie van maatschappelijke rechtvaardigheid, maar ook een belangrijk pedagogisch beginsel: op hun weg naar volwassenheid moeten jongeren voldoende gelegenheid krijgen kennis te maken met de wereld van betaalde arbeid, bekleed met de bijbehorende rechten en plichten en gevrijwaard van onredelijke leeftijdsdiscriminatie.
Zoals uit tabel A valt af te lezen, werden de minimumjeugdlonen in de jaren 1980 drastisch verlaagd om de jeugdwerkloosheid in te dammen. Met lage jeugdlonen kan men tevens tegengaan dat jongeren hun opleiding voortijdig verlaten en zonder beroepskwalificaties de arbeidsmarkt instromen. Maar anderzijds hebben jongeren, zeker na hun achttiende verjaardag, redelijk betaalde baantjes nodig om hun opleiding te financieren en hun kosten van levensonderhoud te dekken, voor zover de overheid of hun ouders niet daarin voorzien. Naarmate werkstudenten een hoger uurloon toucheren, hoeven ze minder uren aan hun tijdsbudget te onttrekken om brood op de plank te krijgen.
Lees verder … (PDF)