De minister wil een langere periode om studieschulden af te lossen: niet 15 maar 20 jaar. Dat is voordelig voor afgestudeerden, want het effect is dat ‘het maandelijks af te lossen bedrag fors daalt’, zo schreef zij onlangs in haar persbericht. De aflostermijn wordt versoepeld, juichte De Volkskrant (7/6/2013). De minister nam niet de moeite in het persbericht ook de keerzijde te vermelden. De aflossing geschiedt naar draagkracht en de eventuele restschuld wordt na de aflosperiode kwijtgescholden. Een langere aflosperiode betekent dus dat een afgestudeerde met een laag inkomen minder kans op kwijtschelding maakt. Als de ministeriële plannen door het Parlement aanvaard worden, dan gaan gediplomeerden (en studiestakers) van middelbare leeftijd nog steeds onder de terugbetaling van hun eigen rentedragende studielening gebukt, terwijl hun kinderen van de middelbare school komen.
Op basis van CPB-berekeningen denkt de PvdA-minister zodoende in 2027 tien miljoen euro te besparen op de kwijtschelding van leningen die door masterstudenten zijn aangegaan (Kamerbrief 7/6/2013 p.10). Zij rapporteert niet of die besparingssom in de jaren ná 2027 nog oploopt. Evenmin speelt zij open kaart over de immense besparing op de kwijtschelding van leningen die met ingang van 2015 door bachelorstudenten zijn aangegaan. Zij verdoezelt dat de lagere en middeninkomens het gelag betalen.
Ooit zullen politici zich vertwijfeld afvragen hoe we de bevolkingskrimp en vergrijzing kunnen tegengaan en hoe we kunnen voorkomen dat het geboortecijfer nog verder daalt. Door het bezuinigingsbeleid van de overheid kunnen velen zich niet meer dan één kind permitteren, en zeker niet meer dan één studerend kind.
Na 15 jaar wordt een eventuele restschuld kwijtgescholden. Dat beloofde de PvdA in haar verkiezingsprogramma (p.20). En in het Regeerakkoord van Rutte II is geen langere aflostermijn bedongen. Wat vindt de PvdA-fractie daarvan?