Mongooltje (II)

Mag een leraar ons voor Mongooltje uitmaken als we iets doms zeggen of iets doms doen? In een vorig blogbericht werd gesteld dat een dergelijke kwalificatie beledigend en vernederend is tegenover de betrokken leerling. Dat geldt al voor een kwalificatie in de trant van Uilskuiken of Sufferd, maar het is helemaal onbehoorlijk een incidentele gedraging (dom gedrag) te kwalificeren als de manifestatie van een onveranderlijk persoonlijkheidskenmerk (een verstandelijke handicap).
Bovendien is deze handelwijze ook in ander opzicht onprofessioneel: zij werkt discriminatie in de hand. De term Mongooltje bezigend, ontkracht de leraar namelijk de norm dat je gehandicapte mensen (zoals iemand die aan het Syndroom van Down lijdt) niet mag aanspreken met een benaming van hun handicap. Hé mongool, luister eens! Hé schele! Hé hinkepoot! Hé hakkelaar! De leraar ondergraaft het ethische uitgangspunt dat een dergelijke bejegening van gehandicapten respectloos is, en dat het (meer in het algemeen) onbehoorlijk is mensen aan te spreken met de denigrerende benaming van een persoonskenmerk waarin ze zich van de modale medemens onderscheiden (zoals in: Hé, jij daar dikzak! Hé vuurtoren! Hé spleetoog! Hé nikker!). Het behoort tot de vormingsopdracht van de school leerlingen te doordringen van het ethische uitgangspunt dat mensen in gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden en dat ze niet vernederd en achtergesteld mogen worden op grond van persoonskenmerken die niet ter zake doen.