Normering van de studievoortgang

/

Voor de gemiddelde student in het voltijdse hoger onderwijs is de wettelijke studielast 1680 uur per cursusjaar. Dus van elke honderd studenten heeft circa 50% meer dan 42 veertigurige weken nodig om in hun opleiding 60 studiepunten te vergaren. Er zijn dus goede redenen om bij het stellen van studievoortgangsnormen een zekere studie­vertraging toe te laten. Zo wordt studenten een vertraging van maximaal één jaar gegund (C+1), voordat ze getroffen worden door de voorgenomen collegegeldopslag van 3000 euro. Maar bij de prestatiebeurs geldt een strenger regiem, want deze is afgestemd op de nominale cursusduur (C). Onlangs maakte de Erasmusuniversiteit bekend dat zij haar eerstejaars­studenten eveneens onder zo’n streng regiem wil plaatsen: wie in 42 weken geen 60 studiepunten weet te behalen, wordt uit de oplei­ding verwijderd. De staatssecretaris noemde dat in de Kamer een goed idee. Dat valt moeilijk te rijmen met zijn uitgangspunt dat het C+1 criterium van de collegegeld­opslag er niet toe moet leiden dat de studievoortgang van vertraagde studenten belemmerd wordt.
Niet alleen uit Rotterdam maar ook van andere universiteiten komen signalen dat men C+1 als harde norm voor de toegelaten studieduur wil invoeren. Men acht het alleszins redelijk dat eerstejaarsstudenten uit de opleiding worden verwijderd als ze minder dan 75% van de studiepunten hebben gehaald. En er heeft zich al een Rechtenfaculteit gemeld die haar studenten alle behaalde studiepunten wil ontnemen als ze niet in vier jaar (C+1) hun bachelordiploma hebben verworven. De Radboud­universiteit kent alreeds een propedeutische variant van deze C+1 regel: omzwaaiers verliezen hun elders behaalde studiepunten als ze twee jaar aan de universiteit staan ingeschreven.
Lees verder … (PDF)

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.

3 reacties op “Normering van de studievoortgang”

  1. In mijn blogbericht bepleit ik dat de wetgever grenzen stelt aan de normering van de toegelaten studieduur. Anders zullen universiteiten tegen elkaar opbieden in het stellen van steeds strengere studievoortgangsnormen. Want de egocentrische universiteit die de strengste normen stelt, trekt de meest begaafde studenten en aanstaande onderzoekers, loost de tragere studenten naar haar studentvriendelijker zusteruniversiteiten, komt het hoogste in de kwaliteitsrankings, kan met het laagste onderwijsbudget toe, en houdt dus het meeste geld over om haar onderzoeksbudget te spekken.

  2. […] (b) De EUR heeft zich te houden aan de wettelijke studielast van het eerstejaarsprogramma. Dat is 1680 uur (60 x 28 uur) voor de gemiddelde student. Als men daarmee zou sjoemelen, doet men afbreuk aan het wettelijk beoogde niveau van het […]

  3. In de strategische agenda voor het hoger onderwijs ‘Kwaliteit in verscheidenheid’ (1/7/2011, p.18) kondigt de staatssecretaris aan dat hij het streven om studenten te pressen het programma in de nominale cursusduur te doorlopen, van harte wil ondersteunen, vooralsnog met behulp van het experimenteerartikel in de WHW. Het gaat dan met name om de invoering van een harde knip tussen het eerste, tweede en derde programmajaar van de universitaire bacheloropleiding, in combinatie met de mogelijkheid studenten ook in de hogere jaren met behulp van een BSA heen te zenden.