De accreditatieorganisatie NVAO heeft de kwaliteit van de scripties bij 207 opleidingen uit de universitaire sector Geesteswetenschappen onderzocht. Het gaat zowel om de driejarige bacheloropleidingen (B) als de eenjarige masteropleidingen (M). In totaal zijn er 26 opleidingen afgekeurd. De NVAO vindt dat een zorgwekkend groot aantal: maar liefst 26 op de 207, dat is één op de acht opleidingen, schieten tekort in de borging van de kwaliteit van hun scripties.
Dat is inderdaad best veel, maar is het ook echt zorgwekkend? De NVAO rapporteert niet hoeveel masteropleidingen onderzocht zijn en welk percentage daarvan is afgekeurd. De overgrote meerderheid van de studenten stroomt na hun bacheloropleiding naar een masteropleiding binnen de zelfde faculteit door. In maatschappelijk opzicht is het dus niet zo erg als de scripties van sommige bachelorstudenten iets minder streng beoordeeld worden, mits de faculteit vervolgens in de masterfase van hun studieloopbaan serieus toetst of ze in staat zijn een eindscriptie van voldoende kwaliteit af te leveren.
Met wat nattevingerwerk komen we op basis van de NVAO-gegevens tot het volgende overzicht van onderzochte masteropleidingen in combinatie met hun toeleverende bacheloropleidingen. Uit deze tabel kunnen we aflezen dat weliswaar 26 opleidingen tekortschieten in de borging van de kwaliteit van hun scripties, maar dat deze onvoldoende borging slechts bij negen opleidingen echt zorgwekkend is.
Lees verder … (PDF)
In een gezamenlijk persbericht wijzen de faculteitsdecanen Geesteswetenschappen erop dat de visitaties van hun opleidingen op een nieuwe leest geschoeid zijn. Sinds 2011 kan de NVAO opleidingen niet alleen vierkant goed- of afkeuren, maar kan zij ook een tussenweg bewandelen: op specifieke punten een verbetertraject eisen. De Utrechtse faculteitsdecaan voegt daaraan toe dat visitatiecommissies bij deze opzet ongetwijfeld minder terughoudend zijn met het signaleren van tekortkomingen (DUB 24/6/2014). Hij vindt het daarom misplaatst dat de NVAO in dat verband met de grove kwalificatie ‘onvoldoende’ zwaait.
Postscriptum: hij wenst dus dat NVAO haar samenvattende oordeel over opleidingen in het vervolg duidelijker positioneert op het continuüm van goedgekeurd-mits tot afgekeurd-tenzij. Er is een verschil tussen een Waarschuwing en een Bon, tussen een Gele en een Rode Kaart, tussen door Oranje of door Rood rijden.
Kan de door NVAO gezochte publiciteit ook door vermeend eigenbelang zijn ingegeven? Dat is niet onmogelijk, want vanuit de instellingen wordt geroepen dat de kwaliteitsbewaking vanwege NVAO tot op zekere hoogte zou moeten worden vervangen door kwaliteitsbewaking vanwege de instellingen zelf. Het bestaansrecht van de NVAO is dus in het geding.
Het tendentieuze karakter van de NVAO-berichtgeving zit ook in de volgende passage: De NVAO heeft vastgesteld dat 13 procent van de opleidingen in de Geesteswetenschappen niet aan de maat is. Het probleem zit vooral in het eindniveau. (…) Dit beeld is niet goed. De lezer maakt daaruit op dat de visitatiecommissies een vaste maatstaf hebben gehanteerd bij het beoordelen van de bachelorscripties. Maar uit de bijgeleverde Achtergrondinformatie (p.6) blijkt iets heel anders: De commissies hebben op grond van een steekproef van eindwerken bekeken in hoeverre de opleidingen het geambieerde eindniveau in de praktijk ook waar maken. (…) Bij de problemen met het bewaken van de ondergrens van het gerealiseerd eindniveau speelt dat de aard en omvang van het bacheloreindwerk nogal verschilt per opleiding. De commissies hebben echter consequent het door de opleiding zelf gedefinieerde eindwerk als uitgangspunt genomen en menen dat een dergelijk werk in een academische opleiding, ongeacht de omvang of aard van academisch niveau moet zijn. Bij de NVAO-beoordeling van de bachelorscripties zijn dus twee maatstaven gehanteerd: (a) beantwoordt de scriptie aan de NVAO-eisen (academisch niveau)? en (b) beantwoordt de scriptie aan de eisen die door de faculteit zelf gedefinieerd zijn (geambieerd niveau). In haar berichtgeving verzuimt de NVAO dat eerlijk te zeggen: als de facultaire eisen tot nu toe hoger lagen dan die van de NVAO, zou de faculteit in haar hersteltraject kunnen volstaan met het terugschroeven van haar geambieerde niveau!
UvA-hoogleraar Fred Weerman heeft een artikel naar mijn hart geschreven: Laat bachelor niet zweten op scriptie (VK 30/6/2014 p. 22).
Op 26/6/2014 heeft de minister in een Kamerbrief gereageerd op de NVAO-rapportage. En op 1/7/2014 heeft zij vervolgens vragen van de Vaste Kamercommissie beantwoord. Naar aanleiding daarvan is op 3/9/2014 een plenair Kamerdebat gevoerd op verzoek van Paul van Meenen (D66).
Minister Bussemaker kondigt aan dat de eindscripties een minder centrale plaats krijgen in de visitaties en accreditaties (DUB 19/9/2014).