Volgens onze Leerplichtwet krijgen joodse kinderen op het Joodse Nieuwjaar, ergens na de zomervakantie, desgevraagd vrij van school. Die dag wordt ook wel Bazuingeschal genoemd, verwijzend naar de ramshoorn waarmee het offer van Abraham wordt herdacht: men reciteert dan het bijbelverhaal van de gehoorzame vader die bereid was op goddelijk bevel zijn eniggeboren zoon Isaäc te offeren. Net op tijd stelde God een ram in diens plaats. Door de moslims wordt het dilemma van deze aartsvader eveneens herdacht en volgens onze Leerplichtwet krijgen ook islamitische kinderen desgevraagd vrij van school om het Offerfeest te vieren. Hetzelfde geldt voor de christelijke kinderen die met Pasen niet naar school gaan omdat ze het offerfeest van het Lam Gods moeten vieren.
Maar de partij van Geert Wilders denkt daar anders over. In 2007 werd het ministerie door de PVV verzocht aan leerlingen ‘vanaf heden geen vrije dagen meer te verlenen voor niet-Nederlandse feesten, om zo een daad te stellen dat allochtonen die hier komen wonen zich aan de Nederlandse normen en waarden moeten aanpassen’. In 2008 werden soortgelijke kamervragen gesteld, ditmaal toegespitst op islamitische feestdagen, die niet tot onze joods-christelijke cultuur behoren. In 2010 werd aan de kaak gesteld dat scholen islamitische feestdagen als snipperdagen verroosteren. En onlangs hekelde de PVV een e-mail van een schoolhoofd die de leerkrachten attendeerde op het feit dat islamitische ouders volgens de Leerplichtwet hun kinderen thuis mogen houden om aan het islamitische Offerfeest deel te nemen.
Persoonlijk loop ik niet warm voor godsdienstige offerfeesten. Maar ik verzet me tegen het standpunt van Geert Wilders’ partij dat christelijke, joodse en islamitische leerlingen geen gelijke behandeling op school verdienen.