Hij was onderzoeksdirecteur van de Graduate School of Pharmacy aan de University of Missouri (Kansas City). Een echte netwerker. Hij haalde jaarlijks tonnen aan onderzoeksubsidies binnen. Maar hij is onlangs opgestapt omdat hij de eer aan zichzelf wilde houden. Hij werd namelijk beschuldigd van machtsmisbruik jegens studenten. Hij placht ze vriendelijk doch dringend te vragen om, zonder betaling, huishoudelijke klusjes in de privésfeer voor hem op te knappen. Zij meenden dat niet te kunnen weigeren omdat ze als student afhankelijk waren van zijn goedgunstigheid. Door jarenlang willens en wetens zulke buitenprofessionele relaties met studenten aan te gaan, heeft hij zich schuldig gemaakt aan onprofessioneel gedrag. Dergelijke relaties kunnen trouwens ook rechtstreeks de professionele integriteit aantasten: wanneer ik als student gratis voor jou werk, mag ik van jou als docent ook extra coaching bij mijn werkstukken en een coulante beoordeling van mijn studieprestaties verwachten.
Het eigenaardige is dat hij allang collegiale signalen had gekregen dat zijn gedrag niet door de beugel kon. Waarom ging hij er dan toch mee door? De hoogleraar kwam oorspronkelijk uit India en zijn ‘slachtoffers’ waren Indiase studenten die met een tijdelijke verblijfsvergunning Farmacie studeerden. Ik denk dat zowel de Indiase hoogleraar als de betrokken Indiase studenten hun wederzijdse relatie niet zozeer interpreteerden als die tussen Professional en Student, maar veeleer als die tussen Patroon en Cliënt. Als bedreven netwerker was hij actief binnen de lokale Indiase of Hindoestaanse gemeenschap en trok hij zich ook het lot van de Indiase studenten aan. Door zijn functie als docent-beoordelaar kon hij hen maken en breken, want wie z’n studie voortijdig moet beëindigen verliest automatisch z’n verblijfsvergunning. Maar in zijn veelkleurige patronagerol had hij het beste met hen voor. Hij nodigde hen bij zich thuis uit en bracht hen in contact met land- en geloofsgenoten. Hij behandelde hen als ‘vrienden’ (of liever: bevriende cliënten) en straalde uit dat hij vanuit zijn positie al het mogelijke wilde doen om hen in hun belangen te beschermen tegen de boze buitenwereld. Maar in zo’n etnische patronageverhouding geldt “vóór wat hóórt wat”. Zo verwachtte hij van hen dat ze in voorkomende gevallen hand- en spandiensten verleenden (aan de lokale etnische gemeenschap of natuurlijk ook aan hemzelf), net zoals de middeleeuwse landheer in West-Europa van zijn horige boeren verlangde dat ze, in ruil voor zijn bescherming, onbetaalde ‘herediensten’ (= corvées, prestations) verrichtten.
Bron: Chronicle H.E. (16/1/2019), The Kansas City Star (18/11/2018)
3 reacties op “Onbetaalde herendiensten”
schreef:
Ik heb in dit blogbericht de hypothese geïntroduceerd dat de professionele beroepsethiek van docenten, die een universalistisch karakter heeft, soms in de wielen wordt gereden door een particularistische ethiek: de ethiek van de patronage.
De verhouding tussen patroon en cliënt kan overigens allerlei maatschappelijke vormen aannemen. Een patroon kan bijvoorbeeld ook als makelaar fungeren tussen enerzijds een politieke partij en anderzijds het stemvolk dat tot zijn achterban behoort. Als een politiek systeem op die manier werkt, spreekt men van cliëntelisme. Kenmerkend voor patronage is dat de patroon iets te bieden heeft dat zijn cliënten node ontberen. De patroon-makelaar zorgt dat zijn cliënten via hem toegang krijgen tot de politieke besluitvorming en dat de politici beter rekening houden met hun belangen. Als tegenprestatie vraagt de patroon-makelaar dat de cliënten zijn stemadvies volgen.
Binnen een hogeronderwijsinstelling kan iemand zijn patronage bijvoorbeeld bouwen op zijn bevoegheden als docent, beoordelaar en examinator en op de bestuursfuncties vanwaaruit hij de belangen van zijn cliënten kan verdedigen. Verder kan hij als studieadviseur of mentor zijn cliënten van dienst zijn. Patronage kan ook worden gebaseerd op een positie (c.q. reputatie) waardoor hij toegang heeft tot de universitaire autoriteiten (c.q. de Vreemdelingendienst), om de belangen van zijn cliënten bij die instanties te verdedigen. Iemand heeft ook goede papieren voor patronage indien hij, dankzij zijn netwerk, voor studenten als kruiwagen kan fungeren op hun weg naar een volgende fase in hun studie- en beroepsloopbaan.
schreef:
Waarom moesten zijn cliënten klusjes in de privésfeer voor hem opknappen? In het blogbericht opperde ik dat hij tegenprestaties voor zijn patronaat meende te mogen verlangen. Maar er is nog een andere mogelijke verklaring: gezien zijn ruime hoogleraarssalaris had hij hun tegenprestaties in de vorm van gratis arbeid helemaal niet nodig, maar wat hij als patroon wel nodig had, was een signaal dat ze zijn patronage van ganser harte aanvaardden (en dat ze hem zouden dekken als hij in hun belang een scheve schaats zou rijden). Hij eiste nederige eerbewijzen in de vorm van gratis arbeid met het doel de potentiële cliënten aan zijn patronage te onderwerpen.
schreef:
Waarom kiezen we niet de allereenvoudigste verklaring voor het zogenaamd ‘onprofessionele’ gedrag van deze hoogleraar Farmacie? Laten we aannemen dat er een kleine Indiase (c.q. Hindoestaanse) gemeenschap bestaat in Kansas City (of een nog kleinere gemeenschap binnen de lokale vestiging van de University of Missouri). Laten we vervolgens aannemen dat de hoogleraar daarin een zeer actieve rol speelt, om de boel bij elkaar te houden en om het culturele en religieuze erfgoed te bewaren. Het is dan logisch dat hij zich ook inspant om de Indiase studenten uit zijn eigen School of Pharmacy daarbij te betrekken.
Laten we vervolgens aannemen dat hij zijn huis en tuin graag beschikbaar stelt voor bijeenkomsten/partijen van/voor leden van de Indiase/Hindoestaanse gemeenschap. Is het dan verwerpelijk dat hij zijn Indiase farmaciestudenten uitnodigt om aan die bijeenkomsten/partijen deel te nemen en dat hij hun bij wijlen verzoekt om hand- en spandiensten te verlenen bij de organisatie ervan? Landgenoten moeten elkaar helpen, nietwaar?!