Oudjaar 2020: professionele terughoudendheid (II)

/

Dit jaar verschenen er 47 blogberichten op Onderwijsethiek.nl. De inhoudsopgave tref je HIER aan. Een belangrijk thema, dit jaar, was het spanningsveld tussen de academische vrijheid (ook wel professionele ruimte genoemd) en de vrijheid van meningsuiting. Bij de uitoefening van hun burgerlijke vrijheid van meningsuiting moeten docenten professionele terughoudendheid be­trachten.
Begin dit jaar schreef ik over een mbo-docente (22/1/2020). Ze was betrokken bij een revolu­tionair vernieuwingsproject in haar op­leiding. Maar er ging nogal wat mis en de studenten waren daar de dupe van. Als ‘reflective professional’ schreef ze een feitelijk doch kritisch ver­slag van het project. Die professionele ruimte heb je nodig om samen met je collega’s te leren van gemaakte fouten. Maar tot ontsteltenis van de betrokkenen besloot ze vervolgens het verslag in boekvorm te publiceren. Zij beriep zich op de vrijheid van meningsuiting, maar juist in arbeidsorganisaties worden daaraan beperkingen gesteld. Bij de keuze van het publicatie­medium en het beoogde publiek had ze onvoldoende rekening gehouden met de belangen van haar collega’s, van haar studenten en van haar werkgever. Ze werd op grond van de verstoorde arbeidsrelatie ontslagen.
In maart beschreef ik een incident met het deeltentamen Propositielogica aan de Utrechtse universiteit (8/3/2020). De docenten wilden eens leuk doen met hun tentamenopgaven en poneerden negatief geladen proposities over de politieke partij van Thierry Baudet. Deze humoristische antipropaganda getuigt van gebrek aan professionele terughoudendheid bij de uitoefening van hun vrijheid van meningsuiting. En voor examinatoren is dat al helemaal uit den boze.
Een paar weken later (22/3/2020) wijdde ik een blogbericht aan de vrijheid van meningsuiting in het Amerikaanse hoger onderwijs. Volgens het Amerikaanse rechtssysteem kunnen perso­neelsleden en studenten binnen openbare onderwijsinstellingen aanspraak maken op de grond­wettelijke vrijheid van meningsuiting. In dat verband mogen studenten ook gastsprekers van allerlei pluimage uitnodigen teneinde een eigen mening te vormen. Maar zodoende komen ook anti-intellectuele gastsprekers en agitatoren de campus binnen. Dat wringt met de missie van de universiteit om haar studenten academische vorming te bieden, om hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen en om een platform bieden voor constructief weten­schappelijk en maatschappelijk debat. Hoe kun je die vormingstaak jegens studenten vervullen als je wettelijk verplicht bent hen zonder restricties aan een spervuur van verwerpelijke op­vattingen bloot te stellen?
De vrijheid van meningsuiting kent ook een confessionele variant. Mogen christelijke en islamitische scholen in het kader van de religieuze vorming verkondigen dat homoseksueel gedrag zondig is? Ja, dat valt binnen hun confessionele vrijheid van menings­uiting, zegt de Onderwijsinspectie (blog 15/3/2020). Net zo goed als ze mogen verkondigen dat seks vóór of buiten het huwelijk zondig is. Maar scholen handelen in strijd met hun burgerschapsopdracht als ze homoseksuele leerlingen zouden discrimineren of als ze zouden beweren dat homo­seksuelen gediscrimineerd mogen worden (29/11/2020). In dat opzicht moeten ze dus profes­sionele terughoudendheid betrachten. En dat muisje krijgt nog wel een staartje: in hoeverre zal de Onderwijsinspectie in het licht van hun wettelijke burgerschapsopdracht toestaan dat christelijke en islamitische scholen corrigerend of remediërend optreden tegen leerlinggedrag dat zij als zondig bestempelen?
Lees verder … (PDF)

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.

Eén reactie op “Oudjaar 2020: professionele terughoudendheid (II)”

  1. In het onlinemagazine DUB (Universiteit Utrecht, 14/12/2020) schreef José Kamal een opinie-artikel over het onderzoek naar eventuele antisemitische uitlatingen binnen de vakgroep van Cliteur. Zo’n onderzoek kan ontaarden in een ‘cancelcultuur’ waar andersdenkenden monddood worden gemaakt. Maar Kamal vergeet dat discriminatie op basis van geloof en ras in strijd is met de basisprincipes van het academisch debat en van de democratische rechtsstaat. Enige tijd geleden is zelfs de Wet op het Hoger Onderwijs (art. 1.3 lid 5) aangescherpt om de rector van de islamitische hogeschool te Rotterdam aan z’n verstand te brengen dat dat in Nederland echt niet kan: ‘De instellingen voor hoger onderwijs schenken mede aandacht aan (…) de bevordering van [het] maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef [van studenten]. (Dat) houdt ten minste in dat de instellingen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen. (…).’
    UPDATE 1: Het onderzoek tegen de Leidse vakgroep heeft geen antisemitische uitlatingen aan het licht gebracht (Mare 28/1/2021).
    UPDATE 2: In Mare (5/2/2021) opnieuw een verhaal over grensoverschrijdend gedrag binnen de Leidse Rechtenfaculteit. Het is, lijkt het, slecht gesteld met het zelfreinigend vermogen van de Leidse universiteit.