Medio 2018 zijn afspraken gemaakt over de schoolkosten die mbo-instellingen mogen doorberekenen aan hun studenten. Het gaat dus om de schoolkosten die bovenop het wettelijk verschuldigde les- of cursusgeld komen.
(a) De school (c.q. het stage- of leerbedrijf) moet voorzien in de basisuitrusting voor de student; deze blijft eigendom van de school (c.q. het bedrijf), maar het staat de student vrij sommige onderdelen van die basisuitrusting voor eigen rekening aan te schaffen.
(b) Bovenop deze basisuitrusting kan de school op basis van vrijwilligheid supplementaire voorzieningen aanbieden, die wel een meerwaarde hebben maar ‘niet noodzakelijk zijn voor het volgen van de opleiding en het behalen van het diploma’; de kosten daarvan kunnen worden doorberekend aan de student.
(c) De school (c.q. het bedrijf) kan van de student verlangen dat hij/zij bepaalde onderwijsbenodigdheden (leermiddelen voor persoonlijk gebruik) aanschaft, die noodzakelijk zijn voor het volgen van de opleiding en het behalen van het diploma; maar gedwongen winkelnering is niet toegestaan.
(d) Zo nodig wordt financiële steun ad (b) en (c) geboden.
Lees verder … (PDF)
2 reacties op “Persoonlijke leermiddelen mbo: voorgeschreven maar ongebruikt”
schreef:
De Griffie van de Tweede Kamer heeft wel een ergerlijke steek laten vallen bij het redigeren van de kop van de Kamervragen. Eénkwart moet zijn: driekwart van de scholen. Maar laten we het hebben over het ministeriële antwoord d.d. 28/1/2022. Wat opvalt is het volstrekte ontbreken van een gevoel van urgentie. De gemiddelde mbo-student betaalt jaarlijks een paar honderd euro teveel voor de aanschaf van persoonlijke leermiddelen. Maar de minister voelt geen centje pijn. Wordt het niet tijd de Onderwijsinspectie opdracht te geven haar toezicht op het schoolkostenbeleid van de mbo-instellingen te intensiveren? en zou de minister eens willen uitzoeken of mbo-studenten bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State terecht kunnen om ongerechtvaardigde schoolkosten aan te vechten?
schreef:
Mbo-instellingen staan voor de taak een lijst van onderwijsbenodigdheden voor persoonlijk gebruik op te stellen, die door studenten voor eigen rekening moeten worden aangeschaft. Eén van de overwegingen is dan dat ze studenten niet onnodig op kosten mogen jagen en dat er geen leermiddelen of andere spullen op de lijst terecht mogen komen die studenten, achteraf gezien, niet nodig hebben gehad. Hieronder heb ik drie vragen uitgewerkt die daarbij wellicht van belang zijn.