Preventieve censuur (II)

De Britse islamdeskundige van Palestijnse afkomst, Haitham al-Haddad, zou vanavond een lezing houden, en morgenochtend een theologische workshop, op uitnodiging van de Islamitische Studentenvereniging Amsterdam (ISA). Ze mochten een collegezaal van de Vrije Universiteit (VU) gebruiken, op voorwaarde dat vanavond niet alleen deze bekende fundamentalist en anti-zionist aan het woord zou komen maar dat ‘verschillende sprekers met elkaar in debat [zouden] gaan over hun standpunten en meningen’. De avond zou gaan over de verantwoordelijkheden van ‘de moslim-academicus in het Westen’. Naar verluidt zou de moslim-politicus Tofik Dibi (Groen Links) met de spreker in debat gaan. Hoewel de ISA aan de gestelde voorwaarden voldeed, trok de VU verleden woensdag haar toezegging in. Zij was bang ervan beticht te worden een manifestatie te sponsoren die als platform kon worden gebruikt voor anti-semitische en anti-joodse uitlatingen. Verleden dinsdag hadden de tweedekamer­fracties van de PVV, CDA, CU, SGP en VVD de regering opgeroepen Al-Haddad de toegang tot het Nederlandse grondgebied te weigeren, waarop minister Opstelten antwoordde dat hij een Britse staatsburger niet kon verbieden in Nederland z’n zegje te doen.
Dit is nu al de tweede keer dat een Amsterdamse universiteit preventieve censuur pleegt jegens een islamitische studentenorganisatie en weigert de vrijheid van vergadering, de vrijheid van meningsvorming en de vrijheid van meningsuiting van haar studenten te beschermen. De vorige keer werd nog zwakjes geschermd met argumenten van openbare orde, maar hier wordt ronduit gesteld dat uitlatingen die niet aan de hoog-wetenschappelijke criteria van ‘het academische debat’ beantwoorden, bij voorbaat van de universitaire campus geweerd moeten worden.
Lees verder … (PDF)

8 reacties op “Preventieve censuur (II)”

  1. De kwalificatie ronduit in de tweede alinea is sarcastisch bedoeld. De VU stelt met zoveel woorden dat haar preventieve censuur is ingegeven door haar prognose dat er van een academisch debat geen sprake kon zijn. Maar daarmee verbloemt zij haar werkelijke standpunt, namelijk dat zij de vrijheid van meningsuiting NIET erkent als zij het volstrekt oneens is met de meningen in kwestie.

  2. Jan Dirk Snel geeft op zijn weblog (16/2/2012, 17/2/2012) een zeer informatieve en lezenswaardige analyse. Ik begrijp nu dat er gisteravond op De Balie twee bijeenkomsten zijn geweest: eerst de lezing (c.q. het debat) o.a.v. de ISA en vervolgens een debat o.a.v. De Balie. Verder is voor mijn betoog van belang dat de VU een welomschreven zaaluitgiftebeleid voor erkende studentenverenigingen blijkt te hebben: politiek- en religieusgetinte bijeenkomsten moeten aan zwaardere criteria voldoen dan andere bijeenkomsten. De Amerikaanse free-speech movement zou er van gruwen, maar van bijzondere universiteiten zijn ze dergelijk beleid gewend. In het licht van dit VU-beleid is het verklaarbaar dat de VU zich in zekere mate als sponsor van het ISA-symposium beschouwde.
    Maar wat ik niet begrijp is dat Jan Dirk Snel het doodnormaal vindt dat de VU onder druk van de publieke opinie is teruggekomen van haar toezegging dat de ISA een collegezaal mocht gebruiken, terwijl zij bij het nemen van die initiële beslissing dondersgoed wist welk vlees ze in de kuip had. Anders dan Snel vind ik die contractbreuk nog steeds een laffe aantasting van de vrijheid van meningsuiting.

  3. Hoe definieer je (preventieve) censuur? In enge zin gaat het erom dat de overheid mij in principe niet bij voorbaat, op inhoudelijke gronden, mag verhinderen mijn gedachten en gevoelens te openbaren (Grondwet art. 7). Maar in ruimere zin spreekt men van (preventieve) censuur als men aannemelijk meent te kunnen maken dat ik het recht had mijn opvattingen en gevoelens via communicatiemedium X te uiten en als men vervolgens constateert dat ik geblokkeerd word in de uitoefening van dat recht door gezagsdrager Y die, op grond van zijn voorkennis van mijn boodschap, de intentie heeft te voorkomen dat het publiek via medium X van mijn boodschap kennis zal nemen. Kenmerkend is dat de gezagsdrager de machtsmiddelen die tot zijn beschikking staan, misbruikt om mij de mond te snoeren. Voorbeelden:
    (a) Een poortwachter (redactie of uitgeverij) is voornemens mij toegang te geven tot haar medium (en wil mijn boodschap dus publiceren), maar zij wordt door een gezagsdrager onder druk gezet van dat voornemen af te zien omdat hij het ongewenst acht dat het publiek van mijn boodschap kennis neemt.
    (b) Ik voldoe aan alle criteria die de poortwachter (afdeling zaalbeheer) pleegt aan te leggen om mensen als ik een gratis collegezaal ter beschikking te stellen voor het uitdragen van hun boodschap, maar ik word op grond van de inhoud van mijn boodschap gediscrimineerd: op instigatie van een gezagsdrager wordt mij het gebruik van de collegezaal ontzegd.
    (c) Mij is door de poortwachter bij contract het gebruik van een gratis collegezaal toegezegd, maar een gezagsdrager trekt deze toezegging in nadat het Parlement tevergeefs heeft getracht mij de toegang tot het land te ontzeggen om mijn spreekbeurt te verhinderen.
    (d) Onder auspiciën van een juridische faculteit wordt een openbare forumdiscussie over maatregel M (boerkaverbod) belegd, maar op grond van hun ‘extreme opvattingen’ worden gedupeerden (boerkadraagsters, orthodox-islamitische opinieleiders) door de organisatoren van deelname aan het forum uitgesloten.
    (e) De school heeft in haar leerlingenreglement staan dat zij buiten schooltijd geen opvattingen en gevoelens mogen publiceren (bv. via Faceboek) waardoor de belangen van de school en haar leraren geschaad kunnen worden, op straffe van disciplinaire maatregelen. De school misbruikt haar macht over leerlingen om hen tot zelfcensuur te dwingen.

    Maar een definitorische complicatie treedt op als gezagsdrager Y eigenaar is van communicatiemedium X. Misschien heeft hij niet zozeer de intentie te voorkomen dat mijn boodschap het publiek bereikt, maar veeleer dat hij wenst te voorkomen dat de indruk ontstaat dat hij als eigenaar mijn boodschap onderschrijft. Hij heeft inderdaad de intentie te voorkomen dat het publiek via zijn eigen medium (X) van mijn boodschap kennis zal nemen, maar op zichzelf heeft hij er geen bezwaar tegen dat het publiek via een ander medium van mijn boodschap kennisneemt. Qua intentie is er dan geen sprake van preventieve censuur, maar zijn interventie kan wel als consequentie hebben dat ik mijn boodschap niet (of niet tijdig) aan mijn doelgroep kan communiceren. Gezagsdrager Y heeft zijn machtsmiddelen niet misbruikt, maar hij heeft ze wel degelijk ten nadele van de vrijheid van meningsuiting gebruikt.

  4. In NRC-Handelsblad (17/2/2012) belichtte de ISA haar kant van het verhaal. De organisatoren wilden een gedachtenwisseling tussen spreker en zaal tot stand brengen, terwijl de zaaleigenaar (VU) een gedachtenwisseling (debat) tussen sprekers van diverse pluimage verlangde. De VU had blijkbaar weinig vertrouwen in de kritische mondigheid van haar moslimstudenten, althans van de aanwezige selectie daaruit (het ISA-publiek).

  5. Gesteld dat ik in Nederland geboren was, een Nederlands paspoort had, als moslima was opgevoed, een Nederlands vwo-examen had behaald en momenteel een universitaire opleiding aan de VU volgde, welke vragen zou ik dan aan dr. Al-Haddad willen stellen? Ik zou dan misschien het volgende tegen hem zeggen. ‘We hebben een aantal dingen gemeen: u bent een moslim, u woont in een West-Europees land en u bent staatsburger van dat land. Verder heeft u in dat land een universitaire graad behaald, net zoals ik hier een universitaire graad hoop te behalen. Maar we verschillen ook van elkaar: u bent een orthodoxe moslim, u bent thuis in het islamitisch recht en u bent een erkend geestelijk leidsman, terwijl mijn geloof als twintigjarige nog moet uitkristalliseren. Een ander verschil is dat u een man en ik een vrouw ben. En dat u van Saoedische en Palestijnse herkomst bent, terwijl ik Turkse wortels heb. En niet te vergeten dat u, als Britse moslim, lid bent van een multiculturele samenleving, terwijl wij hier in Nederland toch enigszins in de verdomhoek zitten en onder druk worden gezet om ons 100% aan te passen aan de autochtone maatschappij.
    Welnu, dan wil ik graag de volgende vier vragen aan u voorleggen. Ze gaan over het gedragsprofiel of de rol of de verantwoor­delijkheden van een goede moslim: (a) Wat is volgens u het gedragsprofiel van iemand die zowel een goede moslim als een betrokken burger van een West-Europese democratische rechtsstaat wil zijn? (b) Meent u dat vrouwen aan een ander gedragsprofiel moeten beantwoorden dan mannen? (c) Meent u dat wij, (aanstaande) academici, als we een goede moslim willen zijn, aan een ander gedragsprofiel moeten beantwoorden dan lageropgeleide moslims? (d) Wij hebben de intellectuele bagage om, vergeleken met onze ouders, óp te klimmen op de maatschappelijke ladder; maar om maatschappelijk succes te boeken, zul je je min of meer moeten aanpassen aan de autochtoon-Nederlandse normen, waarden en gewoonten; waar liggen, volgens u, de grenzen die een goede (academisch opgeleide) moslim niet mag overschrijden?
    Dat waren zo’n beetje mijn vragen. Ik ben ervan bewust dat ik ze uiteindelijk zelf zal moeten beantwoorden. Je moet streven naar het Goede, maar het is niet iedereen gegeven een Heilige te worden. Ik zit nu in een levensperiode dat ik keuzes moet gaan maken. Daartoe heb ik medestudenten gevonden samen met wie ik op zoek ben naar antwoorden. En daartoe beleggen moslimstudenten ook bijeenkomsten, zoals deze, waar we van verstandige mensen input hopen te krijgen voor deze zoektocht.