Sinds 2008 is een nieuwe term in de discussie over sociale media opgedoken: oversharing. Het wordt ook wel TMI genoemd: mensen die Too Much Information over zichzelf prijsgeven. Ze gebruiken Facebook of Twitter als een soort intiem dagboek. Daarmee schenden ze hun eigen privacy en brengen ze anderen in verlegenheid: we krijgen persoonlijke, gedetailleerde onthullingen voorgeschoteld die we helemaal niet willen weten.
Stephen Winzenburg constateert dat studenten zich tegenwoordig ook in de klas aan zulke problematische mededeelzaamheid te buiten gaan (Chronicle H.E. 29/7/2012). Als docent heeft hij de ethische plicht de persoonlijke levenssfeer van zijn studenten te respecteren en beschermen. Het is onverstandig en ongepast dat leerlingen of studenten ‘en plein public’ met hun hele hebben en houden te koop lopen, waar het om informaties of gevoelens gaat die je hoogstens aan vertrouwde familieleden of vrienden hoort prijs te geven. Voor docenten komt daar nog bij dat ze als professionals een zekere distantie in acht moeten nemen en de oren moeten sluiten voor intimiteiten die hun niets aangaan. Alleen bij individuele of groepscounseling kunnen afwijkende spelregels geïntroduceerd worden, met de bijbehorende geheimhoudingsplicht.
Winzenburg zit er echt mee. Moet ik dit soort uitlatingen op hun beloop laten? Of moet ik zelfs empathisch reageren, op het gevaar af dat ik te horen krijg dat ik als ouderwetse knar mijn oordelen vóór me moet houden? Of moet ik interveniëren met de waarschuwing dat ze zichzelf ernstige schade kunnen toebrengen als ze in de grotemensenmaatschappij dergelijke openheid betrachten? Maar misschien moet Winzenburg ook bij zichzelf te rade gaan. In de ‘oversharing incidenten’ die hij te berde brengt, gaat het soms om studenten die zich met intieme informatie excuseren voor het verzaken van studieverplichtingen. Het schort blijkbaar aan ethisch verantwoorde procedures voor het nemen van administratieve beslissingen waarin de privacy van studenten in het geding is.