Proefdieren in het biologiepracticum

/

Dode gewervelde en ongewervelde dieren worden op biologiepractica van Nederlandse middelbare scholen gebruikt, ongeacht de vraag of deze mede voor educatieve of researchdoeleinden gekweekt, gefokt of gevangen zijn. Het ministerie van OCW is niet bereid iets daartegen te doen, zegt de staatssecretaris in antwoord op kamervragen van de Partij voor de Dieren. In 2006 meldde het ministerie op eerdere vragen van Groen Links dat scholen geen levende proefdieren gebruiken. Althans, ze mogen niet zonder vergunning met levende gewervelde dieren werken en die vergunning krijgen ze niet. Maar levende ongewervelde dieren mogen zonder vergunning door scholen gebruikt en verbruikt worden, en daar wil het ministerie evenmin iets aan doen.
Lees verder … (PDF)

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.

3 reacties op “Proefdieren in het biologiepracticum”

  1. Vandaag zijn aanvullende kamervragen door het ministerie beantwoord, ditmaal door minister Plasterk zelf. Het ministerie volhardt in zijn bewering dat scholen uitsluitend met dood diermateriaal van de rattenvanger, de slager of de visboer werken. Dus niet met materiaal dat bijvoorbeeld door de Stichting Praktisch Biologie Onderwijs is aangeleverd, waaronder fruitvliegjes en andere levende ongewervelde dieren?

  2. Op haar website geeft de Partij voor de Dieren een overzicht van haar kamervragen over het gebruik van proefdieren. Op 21/5 heeft minister Plasterk de vragen d.d. 24/4 over alternatieven voor dierproeven beantwoord.

  3. […] Ben ik nou gek of raar, dat ik dat walgelijk vond, vraagt ImTheWolf op het forum van Scholieren.com. Ze was bij het schoolvak Biologie weggelopen toen ze een schapenhart moest ontleden. Nee, niet gek of raar, maar wel een beetje kleinzielig, krijgt ze ten antwoord: je moet je over je gevoelens heen zien te zetten. In de onderwijsethiek denkt men daar anders over. In de eerste plaats mag van leraren worden verwacht dat zij hun leerlingen vooraf de mogelijkheid geven zich aan zo’n gevoelige leertaak te onttrekken. Maar, belangrijker nog, moeten zij hen helpen om de gevoelens te verkennen die deze taak bij hen oproept, zowel vooraf als achter­af. De meeste scho­lieren zullen er weinig moeite mee hebben een riblap of karbo­naadje aan te raken. Iets confronterender is vermoedelijk een soepkip of een inktvis of de kop van een kabeljauw. Maar de heftigste gevoelens worden vermoedelijk gewekt door een dode vogel (met veren en al), een dode haas, of de organen van een ander aaibaar dier. Dat is een heftige confrontatie met leven en dood. En bij het ontleden is ook de eerbiediging van de integriteit van het stoffelijk overschot in het geding. Van de professionele biologieleraar mag worden verwacht dat hij (zij) de leerlingen begeleidt bij deze confrontatie en hen helpt te onderzoeken welke grenzen ze daarbij voor zichzelf in acht willen nemen. Bron: Scholieren.com (13/2/2011); Onderwijsethiek.nl (7/3/2008, 1/4/2008). […]