Radicalisering?

/

Het Franse dagblad Libération berichtte onlangs over een sociologisch onderzoek onder 7000 Franse middelbare scholieren van vijftien tot zeventien jaar, woonachtig in stedelijke achterstandsgebieden. Men wilde onderzoeken in hoeverre zij gevoelig zijn voor radicalisering. Een flink percentage (45%) van de geënquêteerde moslimleerlingen (tegen zo’n 18% van de geënquêteerde niet-moslims) kan de moordaanslag van januari 2015 op de redactie van Charlie Hebdo niet voor de volle honderd procent veroordelen en 20% vindt het aanvaardbaar dat mensen in bepaalde gevallen, in de hedendaagse samenleving de wapens opnemen om voor hun godsdienst te strijden. Elsevier Weekblad (5/4/2018) vermeldt in aanvulling daarop nog enkele andere cijfers: dat 80% van alle geënquêteerden (waaronder ook zo’n 73% van de geënquêteerde niet-moslims) van oordeel is dat je niet de spot mag drijven met religies en dat 25% van alle geënquêteerden (en misschien wel een grote meerderheid van de geënquêteerde moslimleerlingen) in dat verband van mening is dat de redactie van het satirisch weekblad Charlie Hebdo ‘het er zelf een beetje naar gemaakt heeft’.
Volgens mij is het lastig om dit soort enquêteresultaten eenduidig te interpreteren. Moet uit deze cijfers worden opgemaakt dat een aanmerkelijk percentage van de moslimleerlingen, afkomstig uit stedelijke achterstandsgebieden, vatbaar is voor radicalisering? Of verwoorden ze gewoon wat iedere leerling op school wordt bijgebracht:
= dat je fatsoenlijk moet omgaan met je medeleerlingen/medeburgers, dat je hen niet mag discrimineren of uitsluiten (bv. op grond van ras, godsdienst of nationaliteit) en dat je hen niet mag vernederen of bespotten omdat ze anders zijn;
= dat ieder voor zijn mening mag uitkomen, maar dat daarbij bij voorkeur de vorm van een constructieve discussie moet worden gekozen, zonder opponenten belachelijk te maken of de grond in te boren;
= dat een samenleving (c.q. schoolgemeenschap) functioneert bij de gratie van wetten en regels en bij de gratie van een autoriteit die naleving afdwingt, brute machtsuitoefening beteugelt en bescherming biedt aan enkelingen en minderheidsgroepen;
= dat je geen fysiek geweld mag gebruiken, maar dat je je mag verweren als je fysiek wordt aangevallen;
= dat je je moet onthouden van pestgedrag en dat pestgedrag gestraft wordt, maar dat voor pesters ook geldt: wie kaatst moet de bal verwachten;
= dat het verdedigbaar (of in elk geval begrijpelijk) is als onderdrukte volkeren of bevolkings­groepen tegen heersers of bezetters in opstand komen, hetzij door geweldloos verzet dan wel gewapenderhand, om hun fundamentele rechten en vrijheden te verdedigen.
Lees verder … (PDF)

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.