‘Kunst op het randje? Hoe ver mag kunst gaan wanneer het in de gangen hangt van een openbare instelling als de universiteit? Dat is de vraag die op tafel ligt nadat het clusterbestuur Tandheelkunde begin september een kunstwerk uit de tijdelijke expositie van Marleen Vogels liet verwijderen. Het doek moest weg omdat studenten en patiënten het seksueel expliciete tafereel aanstootgevend zouden hebben gevonden.’ Aldus het redactionele commentaar in Vox 8:3 (20/9/2007), het Magazine van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Lees verder … (PDF)
Geachte collega’s van de Tentoonstellingscommissie,
Jullie hebben gisteren in de Kliniek een kunstwerk met een erotische voorstelling opgehangen in een gang waar ik elke dag langs moet, op weg naar de behandelruimtes. Ik vind dat jullie daarmee jegens mij onbehoorlijk hebben gehandeld en ik verzoek jullie daarom het kunstwerk te verwijderen. Ik zal jullie uitleggen waarom.
Laat ik vooropstellen dat ik de voorstelling niet aanstootgevend vind. Ik zou me goed kunnen voorstellen dat ik zo’n werk van de Kunstuitleen mee naar huis zou nemen om het een tijd lang in mijn studeerkamer op te hangen, of in mijn slaapkamer. Maar niet in mijn woonkamer, want ik vind niet dat ik mijn gasten onverhoeds met zo’n voorstelling mag confronteren. Bovendien wordt de conversatie belemmerd door zo’n choquerende voorstelling. En daar komt bij dat mijn neefjes en nichtjes ook wel eens op bezoek komen: zo’n voorstelling is volgens hun ouders niet voor hun ogen bestemd. Ik zou me hooglopende ruzie met mijn broers en zussen op de hals halen als ik hun kinderen met deze voorstelling zou confronteren.
Waar het om gaat is dat jullie mij in verlegenheid brengen door mij in een publieke ruimte ongevraagd met dit werk te confronteren. De wetgever heeft daar een mooie term voor: schennis der eerbaarheid. Jullie kwetsen mij in mijn schaamtegevoel. Als ik zo’n voorstelling zie, dan weet ik niet waar ik moet kijken. Ik vind het smakeloos om in bijzijn van vreemden naar erotische of pornografische voorstellingen te kijken. Ik kan me dan geen houding geven, ik voel me dan een soort voyeur. Dat gevoel wordt pas opgeheven als je met de omstanders een soort contract hebt gesloten: wij gaan nu (samen of ieder-voor-zich) naar deze voorstelling kijken en daar bedoelen we geen kwaad mee. Trouwens, als het om een live-performance gaat, dan dienen ook de performers deelgenoot in het contract te zijn.
Dat schaamtegevoel, daar moet ik nog iets over uitleggen. Ik schaam me niet als ik naar naakte mensen kijk, zelfs niet als ze seksuele handelingen zouden verrichten. Maar een voorwaarde is wel dat je weet wat je aan elkaar hebt en dat je elkaar in je waarde laat. Dat bedoel ik met ‘een soort contract’. De functie van schaamtegevoel is dat je voor jezelf een grens hebt getrokken: ik doe dit soort dingen niet tenzij aan die en die voorwaarden voldaan is. Welnu, dat is mijn probleem met jullie tentoonstelling. Jullie dwingen mij dagelijks kennis te nemen van een erotische voorstelling, terwijl mijn schaamtegevoel mij zegt dat ik in deze ‘onveilige’ situatie niet naar erotische of pornografische voorstellingen behoor te kijken. Jullie schenden dus mijn eerbaarheid. Jullie plegen daarmee geen strafbaar feit, zoals een potloodventer, maar jullie overtreden wel fatsoensnormen die essentieel zijn voor het maatschappelijk verkeer. Jullie gedrag is niet strafbaar, maar wel uiterst onbehoorlijk.
Ik begon mijn brief met het verzoek het kunstwerk te verwijderen. Eigenlijk gaat mijn verzoek minder ver. Ik verzoek jullie het erotische werk op te hangen op een zodanige plaats dat passanten er niet door overvallen worden. Dus in een apart kamertje, waarbij de deur voorzien is van de waarschuwing ‘X-rated’.
Collegiale groet van Wes
P.S. Om mijn argumenten zuiver te houden, heb ik deze brief uitsluitend vanuit mijn persoonlijke beleving geschreven. Daarnaast meen ik dat wij ons als professionals moeten onthouden van elk gedrag waardoor onze patiënten (zowel volwassen patiënten als jeugdige patiënten en hun begeleiders) – of onze studenten – onnodig in verlegenheid worden gebracht. Dus niet vloeken, collega’s niet zwart maken, geen schunnige opmerkingen debiteren en ook geen porno aan de muur hangen. Ik heb het hier dus niet zozeer over ons aller rooms-katholieke identiteit, maar over onze professionaliteit als behandelaars en docenten.